Accede!
Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers verbonden met een heelmakende God

Zegenen

een korte, inleidende Bijbelstudie over een vaak ondergewaardeerd christelijk mandaat
André H. Roosma
bijgewerkt: 2011-06-03

Een schokkende ervaring...

Veel mensen geloven in het effect van een vloek die door een of andere satanische priester wordt uitgesproken. Ze zijn er bang voor. Ze vrezen de kracht van boze machten of van Gods vijand er achter, of ze zijn er bang voor omdat ze niet goed weten wat ervan te denken1.

Maar wat te denken van een zegen, uitgesproken door een priester van de Almachtige God, of zelfs door wie dan ook? Hebben we ontzag voor de kracht van de Almachtige God er achter?  Wat kunnen we er eigenlijk van verwachten?

Laten we eens kijken naar enkele gebeurtenissen rond het zegenen die we in de Bijbel tegenkomen.  Want het concept van het zegenen is een zeer relevant onderwerp in de Bijbel - woorden met 'zegen' als basis komen in niet minder dan 286 verzen in de NBG vertaling voor - volgens mijn Online Bijbel; de Hebreeuwse en Griekse stamvormen komen bij elkaar zelfs nog veel vaker voor.

Het eerste verhaal waar ik aan denk gaat over iemand die ook geloofde in de kracht van vervloekingen. Maar er was meer...


1. Het verhaal van de bange Balak die Bileam inhuurde om Israël te vervloeken op haar triomftocht vanuit Egypte naar het Beloofde Land

We vinden dit verhaal in Numeri 22-24. Israël was verlost uit haar gevangenschap in Egypte en het volk was onderweg, terug naar Canaän. Balak was een koning uit Moab, langs de weg waar Israël langs ging. Zijn naam betekent verwoester. Hij ziet hoe ontzettend bang zijn volk wordt voor Israël en voor Israël's God en hij huurt Bileam (= niet van het volk) om Israël te vervloeken.

Het gedeelte vertelt dat vrees voor het volk Israël het volk van Moab had overvallen. Ze waren bang om totaal vernietigd te worden - als gras dat door een koe vermalen en opgegeten wordt. Dan stuurt Balak boodschappers naar Bileam om te komen en Israël te vervloeken. Op die manier, zo denkt hij, is hij wellicht in staat hen te verslaan en weg te drijven. Hij had dit vertrouwen in Bileam's bijzondere krachten omdat de faam van Bileam groot was "... want ik weet: wie u zegent, die is gezegend, en wie u vervloekt, die is vervloekt.."

Balak's boodschappers geven deze boodschap door aan Bileam. God zegt dan tegen Bileam dat hij niet met hen mee moet gaan en Israël niet moet vervloeken, "... want het is gezegend." Bileam wil dan eerst niet meegaan. Hij krijgt veel goud aangeboden, maar Bileam reageert daarop dat zelfs als Balak hem zijn huis vol zilver en goud zou aanbieden, hij nog 'nee' zou zeggen, omdat God 'nee' gezegd had. Later krijgt hij toch toestemming om met de prinsen van Balak mee te gaan, zij het met een belangrijke voorwaarde: God voor alles te gehoorzamen!

Hoewel God het Bileam toestond te gaan, was Hij niet blij met zijn meegaan, en probeert hem onderweg te stoppen via een engel die in de weg gaat staan. Alleen zijn ezel ziet de engel, tot God zijn ogen opent. God zegt: "... Zie, Ik ben uitgegaan als een tegenstander, want deze weg voert bij Mij ten ondergang." (de Statenvertaling vertaalt het laatste stukje hiervan als: "... deze weg van Mij afwijkt" en een Engelse vertaling: "... because your way is perverse before me"). Bileam biedt aan om terug te gaan, maar de engel vervolgt zijn boodschap met een soortgelijke vermaning als tevoren: alleen dat te spreken wat God hem te zeggen geeft. Hierop gaat Bileam verder met de prinsen van Balak mee. Bileam heeft de boodschap wel goed begrepen, want hij zegt tegen Balak dat hijzelf geen kracht heeft; dat hij alleen de woorden kan spreken die God hem in de mond zal leggen.

Daarna worden er zeven altaren gebouwd en offers geofferd. Bileam gaat een eenzame heuvel op om te horen wat God te zeggen heeft. God spreekt daar tot hem, en hij moet Balak teleurstellen als hij vertelt dat hij niet kan vervloeken wie door God niet vervloekt is en niet verwerpen wie God niet verworpen heeft. Hij vervolgt dan met de zegen van Israël te beschrijven. Ze zullen talrijk zijn als een wolk stofdeeltjes. Zelfs hun levenseinde zal zo zijn dat anderen er jaloers op kunnen zijn. Wanneer Balak dan zijn ontevredenheid met deze boodschap laat blijken, antwoordt Bileam hem dat hij niet iets anders kan zeggen dan wat God hem gezegd heeft om door te geven.

Balak gelooft dat 't misschien ligt aan de plaats waar ze staan... (vele volken in die dagen geloofden dat goden beperkt waren tot bepaalde geografische plaatsen). Hij vraagt Bileam om naar een andere plaats mee te komen en Israël van daaruit te vervloeken. Ze offeren weer, en opnieuw geeft God woorden in Bileam's mond en Bileam spreekt - dat God geen mens is, die wel eens liegt of op zijn woorden terugkomt. Hij is een God Die doet wat Hij zegt, zoals duidelijk is uit de geschiedenis. Bileam benadrukt opnieuw dat hij niet anders kon dan de woorden spreken die God hem in de mond gaf - woorden om Israël te zegenen. Hij zegt dat God met hen is en dat Jacob niet te vervloeken is omdat ze als volk het werk van God zijn. Daarom zouden ze overwinnen als een leeuw. Balak vraagt Bileam dan op te houden om ook nog maar iets te zeggen. Maar Bileam antwoord weer dat hij de woorden van God wel moest doorgeven.
Ze verplaatsen zich weer - naar een echte bergtop vanwaar ze Israël goed kunnen overzien. Opnieuw wordt er geofferd. Dan volgt er een kleine verandering van het plot. Bileam krijgt door wat God aan het doen is en de Geest van God komt over hem. Hij begint de dingen echt vanuit Gods perspectief te zien en hij begint te profeteren - een profetie over het welzijn van Israël waarin hij Israël nog meer zegent (hoofdstuk 24). Balak is met dit alles natuurlijk bepaald niet blij. Hij wordt boos. En daar komt zijn ware natuur goed naar voren. Hij geeft God de schuld dat Bileam z'n loon niet krijgt, omdat God die eer hem afgenomen heeft, zo stelt hij. Bileam op zijn beurt blijft herhalen wat hij al eerder zei: dat hij alleen die woorden zou spreken die hij van God zou doorkrijgen.

Het vervolg is dat Bileam doorgaat met het beschrijven wat God en Israël met het volk van Balak later zullen doen. Ten slotte vertrekken Balak (boos!) en Bileam. Ze gaan elk weer hun eigen weg.


Wat leerde ik zo al uit dit verhaal?


2. De bekende Oud-Testamentische priesterlijke zegen

In Numeri 6:22-27 vinden we een beschrijving van de woorden waarmee Aäron en zijn zonen het volk Israël moesten zegenen2.

"JaHUaH (de AANWEZIGE) nu sprak tot Mozes:
Spreek tot Aäron en zijn zonen: Zo zult gij de Israëlieten zegenen:
JaHUaH (de AANWEZIGE) zegene u en behoede u;
JaHUaH (de AANWEZIGE) doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
JaHUaH (de AANWEZIGE) verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.
Zo zullen zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen.
" (nadruk toegevoegd)

Een paar dingen die mij hierin opgevallen zijn:

Wat in de eerste plaats mijn aandacht trok, is de zin: "... JaHUaH (de AANWEZIGE) doe zijn aangezicht over u lichten...". De Engelse Living Bible vertaalt hier zoeits als: "... moge het gezicht van JaHUaH (de AANWEZIGE) van vreugde over u stralen,...".
Psychologen zeggen dat wat een baby minstens zo hard nodig heeft als voedsel (bijv. zijn moeder's melk) en warmte, is een blik in het gezicht van een belangrijke verzorger die zich in de baby verheugt3. De bekende pastoraal werkster en schrijfster Leanne Payne noemt dit glimlachende en bevestigende gezicht van de moeder wel de navelstreng van de ziel van het kind, waardoor de ziel gevoed wordt en gezond kan opgroeien. Dat blijde gezicht geeft het kind een gevoel van 'erbij horen', van verbondenheid, van geliefd te zijn en persoonlijke waarde te hebben. "er is iemand die blij is met mij!" Deze blijdschap geeft ook een gevoel van veiligheid en zekerheid: "... dus zal er ook wel goed voor me gezorgd worden!". Overeenkomstig de Hebreeuwse stijl van poëzie, wordt deze uitdrukking hier versterkt door een variant ervan: "de AANWEZIGE verheffe zijn aangezicht over u", wat nog eens de bevestiging benadrukt die uitgaat van Gods aangezicht (Hij wendt Zijn gezicht niet af, maar juist trots omhoog), terwijl het ook in verband gebracht kan worden met Gods bescherming (God als DE overwinnaar).

Iets anders wat hier opvalt, is dat het volk gezegend moest worden met genade - onverdiende gave en empathie - en met vrede - in de volle betekenis van shalom en welzijn. Deze combinatie van de corresponderende Griekse termen wordt later door de apostel Paulus gebruikt om de volheid weer te geven van het Hebreeuwse begrip shalom zoals vrijelijk door God ons gegeven. Die twee passen nauw bij de genade-volle en bevestigende manier waarop God naar Zijn volk kijkt, zoals hierboven besproken (het lichtende en verheven aangezicht van God).

Het is trouwens opmerkelijk, dat de gezichtsuitdrukkingen - de emotioneel waarneembare signalen die zo vitaal zijn voor ons besef van waarde en verbondenheid - genoemd worden vóór de meer intellectueel verstaanbare noties 4.

Dit alles is een manier, zegt vers 27, om de Naam van God op het volk te leggen. In die dagen stond de naam van iemand voor zijn aanwezigheid; zijn persoonlijkheid of identiteit. De zegen is dus bedoeld om de mensen te verbinden met hun God en om ruimte voor Hem in hun harten te maken. Dit bereidt de weg dat God hen ook in hun dagelijkse leven kan zegenen met Zijn vrede, inclusief die aspecten die vaak het eerst in onze gedachten komen bij het woord 'zegen', zoals welzijn, voorspoed en dergelijke.


3. Het verhaal over Israël's overwinning dank zij dat Mozes zijn handen uitgestrekte in een gebaar van zegening en van aanbidding tegenover God

Dit verhaal vinden we in Exodus 17:8-13. Amalek wil tegen Israël strijden - opnieuw: omdat ze bang zijn. Mozes vraagt Jozua om het gevecht te leiden. Hijzelf, met Aäron en Hur, beklimmen een nabijgelegen heuvel die uitzicht biedt over de vallei waar de strijd zal losbarsten. Mozes heft zijn handen op - een symbool van zegening en een symbool van lofprijzing jegens God. Zo lang als hij dat doet, zijn de Israëliten in het voordeel, maar als hij zijn handen laat zakken, krijgt Amalek de overhand. Ze nemen dan een grote steen waarop Mozes kan zitten en Aäron en Hur helpen hem om zijn handen opgeheven te houden naar God in lofprijs en zegening. Op die manier, maaide Jozua het volk van Amalek neer met het zwaard, zoals het hier gezegd wordt.


Voor mij is dit verhaal een sprekend voorbeeld van de kracht die God soms toekent aan bepaalde rituelen, die door een leider uitgevoerd worden.

Blijkbaar is het beste wat een leider in bepaalde situaties kan doen niet het mee-werken met zijn mensen, maar er gewoon te zijn op die heuveltop en hen te zegenen en God te aanbidden. Ook dit is niet een algemene regel, een formule die altijd 'werkt' (alsof we God kunnen manipuleren). Maar het is zeker wel zo dat God waarde hecht aan bepaalde rituelen en er buitengewone kracht aan verleent - zoals hier aan het staan met opgeheven handen.


4. Het verhaal van Isaäk die tegen het eind van zijn leven zijn zonen Jacob en Esau zegent

Dit verrassende verhaal vinden we in Genesis 27 (vgl. Hebreeën 11:20). Isaak is oud en blind en ziet zijn einde naderen. Hij zegt tegen Esau - de oudste van zijn tweeling - om een goed stuk wild voor hem te jagen en klaar te maken. Dan zou hij ervan eten en zijn zoon zegenen met de zegen die aan de oudste zoon gegeven werd.

Zijn vrouw, Rebekka, hoorde deze conversatie toevallig en instrueerde haar favoriet van de twee, Jacob: haal een klein dier uit je kudde en dan zal ik er een mooie en smakelijke vleesschotel van maken. Jacob kon die dan - verkleed als Esau - naar zijn vader Isaak brengen en de zegen ontvangen. Jacob sputtert eerst nog wat tegen, omdat hij niet zo'n ruwe, harige huid heeft als zijn broer. Vader Isaak zal dat voelen. Rebekka bedekt daarop zijn handen en armen met dierevellen en geeft hem Esau's kleren aan. Jacob doet zoals hem gezegd is door zijn moeder. Hij gaat naar Isaak en doet zich voor als Esau. Isaak hoort Jacob's stem, maar voelt de harige huid en ruikt Esau's geur, dus zegent hij Jacob alsof hij de oudste zoon, Esau, was. "Zie, de geur van mijn zoon is als de geur van het veld, dat JaHUaH (de AANWEZIGE) gezegend heeft. God zal u geven van de dauw des hemels en van de vette streken der aarde, en overvloed van koren en most. Volken zullen u dienen, en natien zich voor u nederwerpen; wees heerser over uw broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen. Wie u vervloekt, zij vervloekt, en wie u zegent, zij gezegend!"

Natuurlijk komt een poosje later ook Esau terug, bereidt zijn vleesschotel en brengt hem naar zijn vader, om de zegen te vragen. Isaak is verrast. Als Esau hoort dat Jacob hem voor is geweest, geeft hij een luide en bittere schreeuw en vraagt zijn vader om hem ook te zegenen. Isaak echter, moet zeggen: "Uw broeder is met bedrog gekomen en heeft uw zegen weggenomen." Het is alsof de zegen een tastbaar ding is dat niet twee keer weggegeven kan worden. Esau voelt zich zwaar bedrogen door Jacob. Hij vraagt dan aan zijn vader of die niet een tweede zegen voor hem bewaard heeft. Isaak antwoordt: "Zie, ik heb hem tot een heerser over u gesteld, en al zijn broederen heb ik hem tot knechten gegeven, en van koren en most heb ik hem voorzien; wat kan ik dan voor u doen, mijn zoon?" Esau moet ervan huilen waarop zijn vader zegt: "Zie, ver van de vette streken der aarde zal uw woonplaats zijn, en zonder dauw des hemels van boven. Maar van uw zwaard zult gij leven en uw broeder zult gij dienen. En het zal geschieden, wanneer gij u krachtig inspant, dat gij zijn juk van uw hals zult afrukken."


Een zegen kan niet ongedaan worden gemaakt... De zegen voor de oudste zoon was uniek. Zelfs als dat voor ons westers denken oneerlijk was. Opnieuw: degene die zegende moest zich volledig onderwerpen aan God en alleen Zijn woorden spreken.
Wat me trof in dit verhaal is wat Isaak zegt in vers 37. De woorden van zegening stonden gelijk aan daadwerkelijke gezaghebbende acties: Ik heb gesteld..., ik heb gegeven..., ik heb voorzien...

Opmerking: Hebreeën 11:20 is duidelijk over de voorwaarde van Isaak's zegening: geloof - die intimiteit tussen God en ons: "Door het geloof heeft Isaak aan Jakob en Esau zijn zegen gegeven, ook voor de toekomst.".


5. Nieuw Testamentisch onderwijs over zegenen - een treffend voorbeeld.

Maar goed, hoe raakt dit ons? Zijn een aantal oude verhalen over mensen die elkaar zegenen alles wat de Bijbel erover zegt? Nee, de Bijbel gaat verder dan dat. Bijvoorbeeld in de eerste brief van Petrus, hoofdstuk 3, vers 8 tot 12 (vgl. ook Romeinen 12:14). Na een oproep tot eensgezindheid, empathie, liefde voor elkaar, barmhartigheid en ootmoed in vers 8, komt de essentie van waar ik me nu op richt in vers 9: "en vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt beërven." Er volgen dan nog meer vermaningen om ons spreken en handelen te reinigen en de vrede te zoeken, omdat God Zijn aandacht richt op degenen die dat doen en Hij tegen degenen is die kwaad doen.

Dit geroepen zijn om te zegenen en een zegen te ontvangen sluit aan bij ons doel om meer op Christus te gaan lijken. Hij begon in het begin al met de mensheid te zegenen (Genesis 1:22,28; 5:2; 9:1; etc.).

Dit gedeelte illustreert goed wat de aard van het zegenen is. Het staat tegenover lasteren. Letterlijk kan het Griekse woord dat gebruikt wordt - eulogeo - vertaald worden als: 'goede woorden' of: 'wel spreken over'. Het is samengesteld uit 'eu' - een woord voor 'goed', en het woord 'logos' (zoals in theologie). 'Logos' staat bij uitstek voor 'het woord dat het gezag heeft om te scheppen of te herstellen' Het is verbonden aan Gods spreken in Genesis 1: Hij sprak de wereld en alle leven erop tot aanzijn (vgl. Johannes 1:1). Daarom is het zegenen - met Gods gezag (logos) het positieve / goede (eu) over mensen uitspreken - zo'n krachtig concept. Het is ook een heilig concept, alleen te gebruiken met gepaste nederigheid en onderworpenheid aan God.


Twee opmerkingen om dit onderdeel te besluiten:

1. De volgende tekst is soms niet goed begrepen en verkeerd uitgelegd:

Hebreeën 7:7  "Nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend."

Toch zien we mensen in de Bijbel God zegenen (= prijzen). Hoe kan dat? Waar Hebreeën 7:7 op doelt is, in mijn ogen, dat alleen een hogere autoriteit de macht heeft om een zegening realiteit te laten worden. Een zegening die we in ons eigen gezag spreken, kan een ander kleineren, omdat we ons impliciet boven hem of haar stellen. Een zegening die uitgesproken wordt in de Naam (op gezag) van Jezus erkent onze eigen beperkingen (zwakheden) om echt verandering tot stand te brengen en koppelt aan bij Zijn verlangen en -unieke- gezag om te zegenen.
toegevoegd: 2008-05-13

De vraag: 'wie mag zegenen?' is te herleiden tot de bredere vraag: 'wie is gerechtigd om namens God te spreken, of Gods gaven uit te delen?' Het gesprek tussen Jezus en de buitengewoon gelovige Romeinse hoofdman (Mattheus 8:5-10) toont aan, dat onderwerping aan Gods gezag een eerste vereiste is. In de christelijke gemeenschap moet het echter ook voor de toehoorders en ontvangers duidelijk zijn dat degene die namens God uitdeelt of zegent ook werkelijk aan Gods gezag onderworpen is. Dit kan door een beperking tot ambtsdragers, maar ook door andere vormen.
Een ander aspect is het volgende. Het frequente gebruik in de Bijbel van hetzelfde woord voor God (of bijv. een priester) die het volk zegent, en mensen die God zegenen, herkadert het zegenen en stelt het in een context van wederzijdse verbondenheid en waardering, bevestiging of bekrachtiging - ondanks het voor de hand liggende grote verschil tussen Schepper en schepsel. Men kan de vraag stellen of God afhankelijk is van bevestiging door ons, mensen. Is dat niet in tegenspraak met Zijn soevereiniteit? Dit is een diep theologische kwestie, waarop ik in dit beperkte kader niet zinnig in kan gaan. Ik verwijs graag naar een excellent boek, waarin hierover een intrigerend exposé staat: John Ernest Sanders, The God Who risks - A theology of providence, IVP, Downers Grove Illinois, 1998.

2. In het begin spraken we over macht. Op diverse plaatsen wordt de apostel Paulus echt opgewonden terwijl hij schrijft - hij kan nauwelijks z'n zin afmaken. Eén van die gevallen vinden we in Efeze 1:16-23:

"Daarom houd ook ik,... niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop Zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is Zijner erfenis bij de heiligen, en hoe overweldigend groot Zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte Zijner macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan Zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder Zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de Gemeente, die Zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt."

We hebben de macht ontvangen die Jezus terugbracht uit de dood als Overwinnaar. Nemen we ons mandaat als heilige priesters op om die macht te gebruiken om te zegenen?


Tot besluit

Uit de voorbeelden hierboven krijgen we een beetje een beeld van wat het zegenen inhoudt. Er kan nog veel meer over gezegd worden. In het kort: De woorden die in het Grieks en Hebreeuws voor 'zegenen' worden gebruikt hebben de connotatie van: het goede over iemand uitspreken, de ander hoger stellen, lofprijzen / aanbidden, positief spreken over, knielen voor. Ze zijn gerelateerd aan 'vruchtbaar of succesvol maken' en aan 'respect tonen voor'.
Het concept van de ene persoon die de ander zegent in Gods Naam is krachtig - onvoorstelbare dingen worden erdoor in gang gezet. Het vereist totale onderwerping aan God (het Hebreeuwse woord is afgeleid van knielen). 1 Petrus 3:9 stelt het tegenover laster of kwaadspreken - een vorm van spreken die negatief is, een ander naar beneden haalt of zelfs kapot maakt.

Het elkaar zegenen is een Joods-Christelijk mandaat dat we niet mogen verzaken!
 


Noten

1 Jezus vervloekte ook - en met grote gevolgen - vergelijk wat gebeurde met de vruchteloze vijgeboom: Mattheus 21:18-19!
2
2008-08-14 aangepast: 2011-06-03
Wat betreft het gebruik van de Naam van God in dit artikel het volgende: De originele Hebreeuwse Naam van God zo die in de geciteerde Bijbelgedeelten voorkomt, is: יהוה = JaHUaH (IAUA met U uitgesproken als oe); vaak ten onrechte getranslitereerd als ‘JHWH’ of ‘Jahweh’). De Joodse schriftgeleerden vonden deze Godsnaam heilig en waren bang dat iemand per ongeluk het gebod zou overtreden en Gods Naam ijdel zou gebruiken. Daarom voerden ze de regel in, deze Godsnaam maar helemaal niet meer te gebruiken, en overal waar ‘JaHUaH’ stond, ‘Adonai’ = ‘Heer/Meester’ te lezen (of te spreken over ‘De Naam’). De vertalers van een aantal Bijbelvertalingen namen dit gebruik over. In onze tijd heeft het woord ‘Heer’ echter zijn betekenis van iemand tegen wie je met enorm veel respect opziet, totaal verloren. Elke mannelijke persoon wordt aangeschreven als ‘de Heer ...’. Daarom zocht ik om een beter alternatief.
God Zelf vroeg Hem bij Zijn heerlijke Naam JaHUaH te noemen – een Naam Die - als men Hem wil vertalen - het beste vertaald kan worden met ‘De Aanwezige’, of: ‘Hij Die erbij is’, waarbij het ‘is’, naast het heden, ook verleden: ‘was’, en toekomst: ‘zal zijn’, insluit. Ook omvat de glorierijke Naam JaHUaH de connotatie ‘Hij Die leven geeft in veilige verbondenheid en vreugdevolle aanbidding’. Om te benadrukken dat we het over de hoogste God hebben, en niet over een willekeurige persoon, heb ik de Naam hier vet, cursief en met vier hoofdletters gespeld: JaHUaH (of AANWEZIGE), zoals de Staten Vertaling ook HEERE in hoofdletters spelde.
Voor meer achtergronden over de glorierijke Naam JaHUaH zie: ‘De heilige Naam van de God Die er was, Die er is, en Die er zijn zal.pdf document, web-artikel op www.Hallelu-JaH.nl, juli 2009. Een zeer uitgebreide studie (meer dan 90 p.) over wie God is, Zijn heerlijke Naam en de belofte die in Zijn Naam gegeven is: dat Hij met ons wil zijn.
In het artikel HáJáH – Een van de zeven hoofdwoorden, op de site van de Hebreeuwse Volksschool, wordt voorgesteld als vertaling: ‘De altijd en alom Aanwezige’ (om het feit dat het Hebreeuwse ‘JaHUaH’ de verleden tijd en toekomst insluit). Ik vind dat dit ook in de AANWEZIGE (Hij, Die altijd Aanwezig was, is en zal zijn) voldoende het geval is en kies daarom soms voor deze vertaling (één woord voor één woord in plaats van een langere omschrijving). Bij de samenstelling van de NBV is dit alternatief ook door veel Bijbelgetrouwe theologen genoemd.
3 Bijv. op p.28-29 van haar boek Geef mij je hand, citeert de christen psychologe en schrijfster Anna Terruwe het gedicht 'De eerste glimlach van het kind' van de bekende schrijver en neuroloog Frederik van Eeden - wat neerkomt op het gestelde. De bekende ontwikkelkingspsycholoog John Bowlby heeft in verschillende van zijn werken soortgelijke dingen gezegd. Zie ook het artikel: De Aäronitische zegen (1): Gods lichtend aangezicht (op deze website).
4 Het naast elkaar staan van emoties (affect) en verstand (intellect) (of zelfs het belangrijker zijn van emoties) kom ik in de Bijbel vaker tegen. Bijv. in Psalm 27 waar David twee aspecten noemt van de gemeenschap die hij met God beleefde: (1) 'de liefelijkheid van God te aanschouwen' (affect) en (2) 'de Schriften te bestuderen' (intellect) in Zijn tegenwoordigheid. En in Romeinen 12:1-2, waar overgave van ons lichaam - de zetel van onze emoties - als een levend offer aan God, voorafgaat aan de vernieuwing van ons denken (mee hierover in mijn artikel: Verandering in ons leven).

Enige literatuur over het zegenen

Wilhard Becker, Hoe moeten wij bidden - Onze verhouding tot God in gebed, J.N. Voorhoeve, Den Haag, 1974; ISBN 90 297 0363 6 (vertaling, door H.J. Teutscher, van: Nicht plappern wie die Heiden, Kühne, 1968; zie i.h.b. hfdst.9 - 'Niet vloeken, maar zegenen').

John Piper, Your Calling is to Bless Believers, preek over 1 Petrus 3:8-12, gegeven in de Bethlehem gemeente op 11 sept. 1994; ook beschikbaar in mp3 formaat (om te beluisteren).

toegevoegd: 2008-05-13

Marco Derks, 'De zegen als het gezicht van God - (I): de naam van de zegen / de zegen van de Naam', De Reformatie, 16 juni 2007, p.629-631; '(II): de talige daadwerkelijkheid van de zegen', De Reformatie, 23 juni 2007, p.646-648; '(III): wie, wat, hoe, waar en wanneer?', De Reformatie, 30 juni 2007, p.663-665.

Téo J. van der Weele: Zegenend Helpen - Een studie over het zegenen van hulpvragers als onderdeel van pastorale zorg, Eigen uitg. van de auteur, 1990 (2e druk: 1992).

Teo J. van der Weele, Dus ... ik ben niet GEK - Hulpverlening aan incestslachtoffers, een pastorale/ interculturele benadering, Eigen uitg. van de auteur / Stg. Zon, Harderwijk, 1992.

Téo J. van der Weele, Vrede doet bloeien, Importantia, ISBN 90-6659-037-8. Meer info hierover bij de uitgever.
O.a. ook verkrijgbaar in het Engels: From Shame to Peace - Counselling and caring for the sexually abused, Monarch, Crowborough GB, 1995 (new edition published by Importantia, Dordrecht NL, 2002; chapter 1 is available online.)

André de Haan: Nou, het beste... - Over zegenen gesproken, Filippus, Arnhem NL, 1999. 

Gary Smalley & John Trent: The gift of the blessing (updated and expanded edition), Nelson Word Publ. Milton Keynes, England GB, 1993 (first ed. 1986).

Erik Veenhuizen: Mijn zegen heb je..., Opwekking Magazine, Maart 2000, p.4-6.

Peter de Bruijne: Hij kwam zichzelf tegen in Rwanda - een interview met Téo van der Weele, Opwekking Magazine, Nr.421, April 1999, p.9-12.

Rens Filius: 'Pastorale Counseling', 'Zegenend Helpen' en de vraag naar een christelijke methode in het pastoraat, Cahier (Christelijk Studiecentrum ICS), Nr.20, jaargang 7 nr.3, dec. 1993, p.41-50.

Dr A.A.A. Terruwe, Geef mij je hand - over bevestiging, sleutel van menselijk geluk, met tekeningen van Ton Smits, De Tijdstroom, Lochem NL, 1972).

André H. Roosma, Zegenend Helpen - webartikel op deze site, over de benadering van Téo J. v.dr. Weele.

Max Lucado, Niemand is zoals jij, Ark Boeken, Amsterdam, 2004; ISBN 90338 28944 (vertaling, door Marieke Hermans - van Rijn, van: You are special, Crossway, USA / Angus Hudson, London, 1997).

André H. Roosma, Non-verbaal zegenen - een krachtige taal!; webartikel op deze site.

André H. Roosma, De Aäronitische zegen (1): Gods lichtend aangezicht; en Deel (2): Gods verheven aangezicht; web-artikelen op deze site.

Gordon Dalbey, The Way Of The World, The Way Of The Cross, the Navigators' Discipleship Journal (Issue 36, 1986, pp.12-14).
Note: in this article, Dalbey contrasts the two ways by paraphrasing the Beatitudes in the way the world would put it. In this way, he makes it very clear how different Jesus and His blessing attitude was! Recommended!

André H. Roosma, Gelukkig zijn zij, die... - een Nederlandstalige bezinning op de zaligsprekingen, enigszins geïnspireerd op Dalbey's artikel (op deze site).


home   of  terug naar de artikelen index

Meer informatie of suggesties

Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.

Bedankt voor uw belangstelling!

© André H. Roosma , Accede!, Zoetermeer/Soest, 2001-06-09 (1e Engelstalige versie) / 2011-06-03; alle rechten voorbehouden.