Accede!
Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers verbonden met een heelmakende God

Empathisch luisteren naar veelzijdige verhalen

André H. Roosma
bijgewerkt: 2015-04-07

Voor een gezond opgroeien is goede communicatie essentieel1. Veel getraumatiseerde mensen en anderen die hulp zoeken hebben echter zelden of nooit ervaren dat er echt naar hen geluisterd werd. Dit heeft bijgedragen aan wat ik samenvat onder de term onverbondenheid: het zich vervreemd voelen van anderen, onbegrip en vaak ook verminderde of eenzijdig ontwikkelde sociale vaardigheden.

Veel verhalen van overlevenden van allerlei vormen van misbruik komen erop neer dat ze zeggen: “er was niemand die naar me luisterde!” De pijn van de eenzaamheid hiervan is soms nog groter dan de pijn van het misbruik als zodanig. Als er maar íémand was geweest die tijdig aandacht aan hun verhaal had besteed, dan hadden ze er eerder bovenop kunnen komen. Wellicht had het misbruik of de verwaarlozing, of de mishandeling zelfs gestopt kunnen worden...

Daartegenover staat de God, Die luistert. We leren Hem in de Bijbel kennen als Iemand Die acht slaat op wat we zeggen, Die ons serieus neemt. Jezus, Die aandacht had voor het individu. Hij bleef niet bij het oppervlakkige steken, maar ging naar de hunkering van het hart van degene met wie Hij sprak. Denk bijv. aan de Samaritaanse vrouw, of aan Nicodemus of Zacheus.

In het herstelproces is het dus ook belangrijk dat hulpvragers een luisterende houding bij de hulpverlener ervaren – met andere woorden dat hij/zij Gods luisterende houding goed ‘doorgeeft’. Dat is een eerste stap in het opbouwen van een vertrouwensrelatie.

Luisteren naar gevoelens

Het is belangrijk dat de confident merkt, dat zijn of haar verhaal de hulpverlener raakt. Met andere woorden, dat de hulpverlener empathisch luistert – niet alleen naar de feiten die opgesomd worden, maar vooral ook naar de gevoelens die gecommuniceerd worden. Dit maakt het pastorale werk zo bijzonder en anders dan het werk van de seculiere hulpverlener. Juist het ervaren van verbondenheid: ‘er komt iemand naast me staan’, is zo heilzaam.
Maar al te vaak proberen we de gevoelens van de ander in balans te brengen - bijvoorbeeld: over-enthousiasme (of wat we als zodanig ervaren) af te remmen en verdriet te troosten.
Dit ‘werkt’ meestal niet.
Ervaren dat ‘gedeelde smart = halve smart’ is veel sterker.
Vergelijk ook Rom.12:15: je identificeren met de gevoelens van de ander, in plaats van ze proberen te balanceren (zie ook kader).
Tegelijkertijd kan deze ‘emotionele betrokkenheid’ ons afschrikken; we raken betrokken en voelen de pijn die de ander voelt, en wie stelt zich daarvoor beschikbaar – in het bijzonder in deze wereld waarin pijn vermeden ‘moet’ worden? Toch, vanuit onze zekerheid in de verbondenheid (en vrede) met God, weten we dat we dit aankunnen – Hij zal erin weer naast óns staan. In die zekerheid en veiligheid, kunnen we ‘stereo’ ook als het ware een eind meegaan in de gevoelens van een confident.

Zó kunnen we de confident nabij komen. Dat kost wat. Ik heb ergens gelezen dat iemand adviseerde niet in hulpverlening betrokken te raken als je deze kosten niet wilt betalen. Als je iemand helpt om zijn of haar tuin in orde te maken, weet je dat je vuile handen krijgt. Als je iemand helpt om zijn of haar leven in orde te krijgen, weet je dat je met pijn, verdriet, woede, e.d. te maken krijgt. Ook God bleef niet ‘onaan­geroerd’ en ‘op een afstand’, maar kwam in Jezus naar ons toe (en doet dat nog dagelijks). Zoals Jezus ook huilde met Maria die verdrietig was over het overlijden van haar broer (Joh.11).

Zoals een kind zich gevoelens bewust wordt en ze leert te benoemen doordat de ouders ze benoemen (“(met een ‘big smile’:) ben je zo blij, wat leuk!”, of: “je hebt zeker buikpijn?!”, of: “o, wat ben je boos!”, etc.), zo kunnen we ook een confident die dit niet heeft meegemaakt helpen door gevoelens op een dergelijke manier te benoemen.

Soms zullen we merken dat we onbewust al gevoelens van een confident ‘overnemen’. We worden moe – in de eerste vijf minuten van een gesprek al. Of we ervaren irritatie en boosheid – die bij de confident vlak onder de oppervlakte zitten. Hoe maken we onderscheid tussen dit ‘overnemen van gevoelens’ en de gevoelens die we zelf krijgen, op basis van onze eigen ervaringen, bij het verhaal van de confident? Ik doe dat via Jezus – door de gevoelens waarvan ik me bewust word stil aan Jezus te vertellen en Zijn licht erover te vragen.

In het luisteren naar gevoelens speelt de lichaamstaal een belangrijke rol. Wat zegt het lichaam van de confident ons? Zit hij/zij ineengedoken (gevoel van onveiligheid), of hangen de schouders (gevoel van moedeloosheid). Is er een levendig gebruik van ledematen, of juist verkrampt of houterig? Enzovoort.

Het is ook belangrijk dat we samenvattend spiegelen wat we horen: “begrijp ik het goed dat je zegt dat je je vreselijk alleen gelaten voelde toen ...?” Zó checken we of ons beeld van de belevenissen en gevoelens van de confident ook haar/zijn beeld ervan goed weergeeft. Én we helpen hem/haar de eigen gevoelens te ontdekken en te benoemen.

Enkele ‘bronnen’ die mij iets leerden over ‘luisteren’

Als ik denk aan wat ik heb mogen leren over het ‘luisteren’, denk ik aan enkele specifieke ‘bronnen’ die daarin een grote rol gespeeld hebben:

 o Inzichten van Thomas Gordon over actief luisteren
 o Inzichten van Téo van der Weele over je bewust zijn van interculturele aspecten
 o Inzichten vanuit de narratieve therapie
 o Meer recente inzichten vanuit de hechtingspsychologie

De laatstgenoemde categorie komt aan de orde in m’n artikel: De Aäronitische zegen (1): Gods lichtend aangezicht (zie i.h.b. voetnoot 1 daarin) en impliciet ook in: Non-verbaal zegenen - een krachtige taal!
Op de eerste drie categorieën ga ik hieronder nader in.


‘Actief luisteren’ (Thomas Gordon)

Thomas Gordon is een Amerikaan die veel trainingen heeft opgezet om mensen te helpen weer echt naar elkaar te leren luisteren. Ik beveel deze trainingen (vaak kortweg ‘Gordon’ cursus, of cursus ‘actief luisteren’ genaamd, en georganiseerd door lokale kruisverenigingen / thuiszorgorganisaties) en de boeken van Thomas Gordon van harte aan.

Waar gaat het om bij ‘actief luisteren’ volgens Gordon? Het gaat erom dat we de ander laten merken dat we echt luisteren en hem/haar begrijpen, en hen aanmoedigen om meer te vertellen. Dat kan onder andere door te spiegelen (zie hierboven), door de ander niet in de rede te vallen, en dergelijke. Ook onze ‘lichaamstaal’ – kleine gebaren, onze hele lichaamshouding, onze gezichtsuitdrukking – laat zien of we echt geïnteresseerd zijn of niet. Dit alles vereist geduld en inlevingsvermogen.

Daarnaast is het belangrijk om open in plaats van gesloten vragen te stellen. Min of meer gesloten vragen zijn eigenlijk alleen nuttig om iets te checken (“heb ik het goed begrepen of niet, en zo niet, vertel het dan nog eens op een andere manier...”). Vaak verraden gesloten vragen dat we niet echt willen luisteren2. Open vragen stellen we vrij natuurlijk als we écht nieuwsgierig zijn, meer willen horen en de ander respecteren.

Wat betreft het verschil tussen ‘open’ en ‘gesloten’ vragen, het volgende:
Een open vraag is een vraag waar vele antwoorden op mogelijk zijn, en die de ander uitnodigt tot vertellen; bijvoorbeeld: “hoe voelde je je toen?”.
Een gesloten vraag is een vraag waar al een beperkt aantal antwoorden (meestal twee) in zit besloten – hij geeft de ander dus slechts twee mogelijke antwoorden; bijvoorbeeld: “heb je het gedaan of niet?” of “voelde je je toen boos, of verdrietig, of allebei?”
Het ergste zijn suggestieve gesloten vragen; bijvoorbeeld: “Voelde je je toen niet ontzettend belabberd?” (er kan in zitten: “je bent gek / ik vind je raar, als je hier niet bevestigend - ‘ja, ik voelde me toen belab­berd’ – op antwoordt”; je hoort dan alleen of de ander je wil volgen in jouw visie, en niets over de ander zijn/haar werkelijke gevoelens).
Suggesties kun je, zo nodig, geven op een persoonlijke manier: “ík zou me in zo’n situatie erg belabberd gevoeld hebben!”, nadat je de ander zijn/haar gevoelens hebt laten weergeven. Als de ander zich ook belabberd voelde, kan dit helpen zich minder alleen te voelen (“o, dus ik ben niet gek, dat ik dat voelde”) of, als de ander het heel gewoon vond, kan het hem/haar ‘wakker maken’ voor het feit dat het misschien toch niet zó gewoon was. Maar je laat zijn/haar gevoelens in tact, náást de jouwe. Zo kun je de persoon ook helpen ermee om te gaan dat verschillende mensen een zelfde ervaring emotioneel verschillend beleven.

Naast het spiegelen en het stellen van open vragen kunnen we ook leren beter te luisteren door vooral niet in te vullen. We hebben van nature de neiging om ‘aan een half woord genoeg te hebben’. Dat heeft iets positiefs als we de ander al zo goed kennen dat we inderdaad aan dat halve woord genoeg hebben. Als we de ander nog niet zó goed kennen, is het beter om dóór te vragen. In een volgend stukje kom ik hierop nog terug.

Mogelijke oefeningen:

Experimenteer met open en gesloten vragen. Welke zetten de ander meer aan tot verder vertellen? Welke worden door verslaggevers (bijv. in tv-journaal) gebruikt en in welke situaties? Hoe komt dat op de ander over?

Probeer eens iemand uit te nodigen om meer te vertellen, door alleen aandachtig te kijken, samen te vatten: “o, dus je bent op vakantie geweest en het was erg leuk”, en te ‘hummen’, maar zonder vragen te stellen. Werkt dat, en wat heb je daar in het pastoraat aan?

Probeer bij het samenvattend spiegelen de stijl van spreken (de soort taal, langzaam/snel, expressief/stijf, etc.), en/of de gevoelens ook eens te spiegelen in je stijl, woordkeus en lichaamstaal.


‘Intercultureel luisteren’ (Téo van der Weele, David Augsburger)

Téo van der Weele putte uit zijn ervaring als zendeling in Thailand toen hij ontdekte dat incest overlevenden vaak een eigen cultuur hebben. De gezinnen waarbinnen enigerlei vorm van verwaarlozing of misbruik voorkomt, worden in het algemeen gekenmerkt door beperkte relaties met de buitenwereld. Allerlei begrippen en gebaren krijgen dan al snel een eigen ‘kleur’ en invulling.

Waar, bijvoorbeeld, een hand op een schouder door sommigen als een bemoediging wordt ervaren (net als de woorden: “Hé, ik ben je vriend!”), anderen kunnen er koude rillingen van krijgen omdat dat gebaar vaak de voorbode was van misbruik. Voor de een kan het woord ‘vader’ de betekenis van de rots in de branding hebben, terwijl voor anderen het de bijsmaak heeft van de ergste verkrachter. God aanduiden als ‘Vader’ hoeft zodoende niet altijd gepast te zijn. Gelukkig heeft de Bijbel ons diverse alternatieven gegeven. We kunnen spreken over ‘de Almachtige’, ‘de Eeuwige’, ‘de Koning der Koningen’, ‘de Goede Herder’, enzovoort. Zijn tedere zorg wordt geïllustreerd door de vergelijking met een (goede) moeder. God’s Geest wordt vergeleken met een advocaat die voor ons opkomt, met een adviseur, een witte duif, een zachte bries en met vuur. Jezus Christus is onze Broer, Vriend, Messias, Jeshua, Redder, Raadgever, Bruidegom, Hoofd, et cetera.

In de basiscursus Zegenend Helpen en in Téo van der Weele’s boeken en cursus-dictaten komt aan de orde dat we emotioneel verwonde mensen beter kunnen helpen als we veronderstellen dat de ander uit een andere cultuur komt dan wij – een cultuur waarin woorden en gebaren mogelijk een andere betekenis en/of een andere gevoels­waarde hebben dan ze voor ons tot nog toe hadden of hebben. We weten dan, dat we meer moeten doorvragen om te weten te komen wat de ander precies bedoelt, of welke woorden en gebaren we zelf het beste kunnen gebruiken. Deze ‘cultuur bewustheid’ (‘cultural awareness’ zeggen ze in het Engels) helpt ons om beter te luisteren en beter te helpen.
Voor meer details hierover verwijs ik naar de literatuur.


‘Luisteren naar veelzijdige verhalen’ (‘narratieve therapie’)

Betreffende het thema ‘luisteren’ kunnen we veel leren van de ‘narratieve therapie’ (narratief = het verhaal of het plot van een boek of een toneelstuk; letterlijk: ‘dat wat verteld wordt’).

De narratieve therapie, zoals bijv. onderwezen door David Epston en Michael White, is een onderdeel van het sociaal constructionisme, wat weer een onderdeel is van het postmodernisme.

Wat is het postmodernisme, en in het bijzonder de narratieve stroming daarbinnen?

Ik zal proberen op deze vraag een kort antwoord te geven. Daartoe eerst iets over het modernisme. De ‘moderne’ wetenschap is sterk beïnvloed door de ‘verlichting’ die God dood verklaarde. De mens moest zelf ‘als God’ zijn (vgl. Gen.3). ‘Autonomie’ en ‘onafhankelijkheid’ zijn daarom sleutelwoorden. In de ‘moderne’ wetenschap wil de mens alles beheersen en naar z’n hand zetten via het denken (erfenis van de Grieken en de ‘verlichting’; Descartes: “ik denk, dus ik ben”). De moderne wetenschapper maakt daarvoor fysische, biologische en psychologische modellen – abstracties van de werkelijkheid. Om te zorgen dat hij via deze modellen vat heeft (althans denkt te hebben) op de werkelijkheid, moet hij stellen dat die modellen een goede weergave zijn van of zelfs overeenkomen met die werkelijkheid. Dat betekent een reductie van de werkelijkheid tot een beheersbaar model (reductionisme). De mens wordt gezien als een machine. Emotionele of psychische problemen worden gezien als ‘er zit een draadje los’ in de machine, dat moet even goed gedaan worden en klaar (net als een auto waar een contactje los is of zo).
En het is een soort neo-gnosticisme in de zin dat het de wetenschapper als intellectueel expert verheft boven zijn (onwetende) medemens: alleen híj weet hoe het zit. We zien dit bijvoorbeeld weerspie­geld in de psychotherapeuten-opleiding, die na de middelbare school nog ca. 10 jaar duurt. Alleen ná een gedegen intellectuele studie ‘kan’ iemand een ander helpen, in deze visie. De ‘hulp’ bestaat dan uit het – zorgvuldig – in het juiste hokje plaatsen (bijv. met de DSM-IV) en een standaard middel erop toepassen.
Deze modernistische visie heeft in de afgelopen decennia steeds meer schipbreuk geleden. Het leven is niet eenvoudig te beschrijven en te beheersen. Er is heel veel wat wij niet in de hand hebben. Juist op relationeel vlak is dit zo (een extra reden waarom de modernistische mens liever dit vlak vermeed, naast het feit dat hij de Bron van alle relaties buiten spel had gezet in zijn denken).

Tegenover een ‘moderne’ wetenschap die claimde als ‘experts’ de absolute waarheid (werkelijkheid) te kunnen vaststellen en te kunnen beheersen, kwam de subjectieve beleving van ieders eigen ‘verhaal’ van het post-modernisme. In een ‘verhaal’ zit niet zo’n claim – ieder kan erbij denken wat hij/zij wil. Het leven van ieder individu en van iedere sociale groep is eigenlijk ook een ‘verhaal’.
Wat in een verhaal verteld wordt kan niet op andere wijze worden duidelijk gemaakt. De moderne zakelijkheid waarmee we soms in het pastoraat de fase van de verhalen zouden willen overslaan miskent het wezen van verhalen.
R.R. Ganzevoort
in Levensverhalen, p.89, onder verwijzing naar C.V. Gerkin

Deze ‘verhalen’ staan niet los van elkaar: ‘verhalen’ van verschillende mensen doorkruisen elkaar, raken elkaar, hebben invloed op elkaar, vaak op onnaspeurlijk ingewikkelde wijze. ‘Narratieve therapie’ ziet het leven van de confident als zo’n ‘verhaal’. Een verhaal wat raakt aan en beïnvloed is door duizenden andere.
Impliciet en intrinsiek is het dus contextueel. Dit doet meer recht aan het sociale/relationele karakter van ons mens-zijn in Bijbels perspectief. Ook het ‘narratieve’ aspect zien we terug in de wijze waarop God in de Bijbel tot ons spreekt: niet een leerboek met doctrines, maar verhalen, metaforen (gelijkenissen), etc.3
Zodoende zie ik – qua basis al – hierin meer aanknopingspunten voor een christen-hulpverlener, dan in de arrogantie en god-loosheid van het modernisme. Nu naar de inhoud van de ‘narratieve therapie’.

Enkele hoofdgedachten van ‘narratieve therapie’

Enkele hoofdgedachten die we in de literatuur over ‘narratieve therapie’ tegenkomen zijn de volgende:

 o De ‘hoofdlijn van het verhaal’ (‘dominant story’): de aspecten die het eerst opvallen omdat ze als het ware ‘boven het maaiveld uitsteken’, en vaak ook als eerste genoemd worden in de therapeutische situatie.
De ‘dominant story’ kan bijvoorbeeld gaan over misbruikt te zijn, slachtofferschap, onmacht versus de macht van anderen, manipulatie, etc. De invloed van anderen op dit verhaal is in het algemeen heel groot geweest, vooral bij misbruik e.d. Sommige schrijvers gebruiken dan ook wel de volgende metafoor: een ander heeft, als het ware, een stuk van het verhaal geschreven – tegen de wil van de levens-auteur zelf in. Dit betreft gewoon een vaststelling van wat er aan de hand is geweest, en dus ook bruikbaar voor een christen counselor.
Het verhaal van iemands leven is echter niet zo ééndimensionaal en ‘simpel’ te classificeren en beheersen als de modernist beweerde. Er zijn altijd meerdere verhaallijnen die door elkaar lopen. Naast een hoofd-verhaallijn van slachtofferschap en misbruik binnen het gezin, is er bijvoorbeeld een verhaal van een lieve oma, of van een leuke ervaring op school. We komen dan tot:
 o ‘Alternatieve verhaallijnen’ (‘alternative stories’): kleine stukjes ‘verhaal’ die de therapeut naar boven haalt door vragen als: “Heb je ook wel eens iets heel ánders dan ... meegemaakt?” of: “Is er ooit een situatie geweest waarin je wél ... gedaan hebt?” of: “Is, dat je hier nu zit al niet een teken van overwinning/...?” Dit kan dan een beleving of een stukje ‘verhaal’ opdiepen waar de persoon bijv. wél macht ervoer of krachtig rebelleerde tegen onrecht of iets dergelijks.
Deze ‘alternative stories’ – opgediept in de therapie – kunnen uitgroeien tot ‘preferred stories’ – een wijze van leven en een kijk op het leven die de persoon verkiest boven de ‘dominant story’. Hier besteden Epston en White veel aandacht aan. In de zomer van 2002 hield Michael White in de VS een workshop met als titel: Scaffolding therapeutic conversations: from the known to what might be known4 (Therapeutische conversaties ondersteunen: van het bekende naar dat wat misschien bekend is), waarin hij therapeuten speciaal vaardigheden aan wilde reiken die hen helpen dusdanig met hun confidenten te praten dat deze nieuwe dingen ontdekken over hun eigen leven en hun relaties – zicht op tot dan toe voor de confident misschien niet zo in het oog lopende vaardigheden die hem/haar bekrachtigen en in staat stellen de draad van het leven weer op te pakken met nieuwe hoop. Hij zegt hierbij dat het ontdekkingsproces van deze verborgen vaardigheden in de confident, ook voor de therapeut verrassend kan zijn en hem nieuwe moed kan geven (impliciet: in tegenstelling tot het vaak energie-vretende proces van de ‘moderne’ psycho-analyse).
Vanuit christelijk perspectief kan in de definitie van wat ‘preferred’ is (de voorkeur verdient) voor de confident en in de beleving van de confident, ook het geestelijke aspect meegenomen worden – vanuit het perspectief van het nieuwe leven met Christus / in de Geest. Zó wordt dit mijns inziens tot een bruikbaar instrument voor de christelijke pastoraal werker.
 o Re-authoring a new story’ (je verhaal opnieuw herschrijven): Gaan denken en leven volgens zo’n nieuwe, aantrekkelijker verhaallijn, en deze dus tot nieuwe ‘dominant story’ maken. Door de confident te helpen bedenken wat hij/zij deed in zo’n ‘preferred alternative story’, kan deze dit tot een patroon maken. Dit is ook zondermeer een Bijbels principe (bijv. Rom.12:1-2 e.v.)
 o Externalisatie van het probleem’: het probleem wordt buiten de persoon geplaatst. De traditionele – ‘moderne’ – therapeut beschreef de patient als iemand die bijv. schizofreen is (in zichzelf disfunctioneel). Dit ‘label’ wat de patient opgeplakt kreeg (“jij bent ....”), had veel negatieve gevoelens, schaamte, etc. tot gevolg. De ‘Narrative’ therapeut zal dit nooit doen. Hij zal juist proberen het probleem buiten de persoon te plaatsen om zodoende bestaande vernietigende schaamte en gevoelens van machteloosheid weg te halen. Hij doet dit door de externe oorzaken te achterhalen en te benoemen. Hij gaat daarbij ervan uit dat de confident zelf wel ‘logisch’5 handelde.
Bijvoorbeeld een huwelijksconflict wordt dan niet gezien als ‘een probleem van één van de partners, of van beide’, maar als een probleem wat op de één of andere manier het huwelijk is binnengekomen. White of Epston beschrijft ergens hoe hij eens in de auto op een moeilijke bergweg in de mist reed en ruzie kreeg met z’n echtgenote. Ze gingen vreselijk op elkaar zitten vitten, omdat ze gespannen waren over de weg. Toen ze dat zagen – dat de moeilijke en gevaarlijke weg het probleem was – hielpen ze elkaar om met dat probleem om te gaan: hij haar door langzamer te rijden, zij hem door constructief i.p.v. kritisch mee te kijken in de mist.
Hier zien we iets positiefs: het naar boven halen van de waarheid/werkelijkheid, die vaak in strijd is met de negatieve gevoelens van de ‘dominant story’. De waarheid maakt vrij. Ook het externaliseren zoals in het genoemde voorbeeld van het huwelijksconflict werkt positief uit.
Er zit echter een addertje onder het gras: ongebreidelde, onoordeelkundige ‘externalisatie’ kán leiden tot het ontkennen van eigen verantwoordelijkheden en tot het blameren van anderen zonder over te gaan tot vergeving. Dit kan leiden tot vergiftigende wrok of haat tegen de ‘daders’. Alleen Jezus’ kruisdood – waarin Hij alle zonde-straf en alle pijn voor ons droeg – biedt hier een definitieve uitkomst. Dit ‘addertje onder het gras’ kunnen we ontkrachten door na de externalisatie wel de vraag te stellen “en wat doen we hier nu mee?” – dus wél de eigen verantwoordelijkheid te zien om met het externe probleem om te gaan.
 o De confident zien als competent’. Zag de modernistische expert de confident als onmondig en onwetend, de ‘narratieve’ therapeut ziet de confident juist als de expert. Hij/zij zal daarbij bena­drukken, dat de persoon in de gegeven omstandigheden het beste heeft gekozen, maar dat die omstandigheden er de oorzaak van waren dat zich een pathologie (moeilijkheid, onaangepastheid ten opzichte van later optredende – meer gezonde – omgevingen) ontwikkelde. Bijv: een gebrek aan vertrouwen in anderen kan een ‘logisch’ gevolg zijn van misbruikt-zijn. Doorgaan met vertrouwen kan in een misbruik-situatie zelfs dodelijk zijn. Minder vertrouwen schenken is dan levensreddend en dus goed. Zó probeert de ‘narratieve’ therapeut het vertrouwen in het eigen beoordelingsvermogen van de confident weer te verbeteren. Hij/zij doet dit, zoals gezegd, vanuit een ‘non-expert stance’: een standpunt van gelijkwaardigheid, waarbij de confident zelf vaak meer ‘bruikbaar materiaal’ (immers hij/zij weet het meest over het eigen leven) aanreikt dan de therapeut. Dit laatste sluit voor mij aan bij Jesaja’s credo: “Hij heeft mij leren spreken zoals leerlingen doen” (nl. met veel vragen en veel respect voor de ander). En het zien van de confident als competent en verantwoordelijk is ook vanuit Bijbels oogpunt te verdedigen, met de aantekening, dat er ook de neiging is van de ‘oude natuur’ van de confident tot de zonde, waarmee afgerekend moet worden bij het kruis (vgl. Jezus’ uitspraak: “niemand is goed, dan God alleen”). Als christen hebben we een extra reden om mensen als experts te zien – ze zijn geschapen naar Gods beeld. Als onze confident ook nog christen is, en de Heilige Geest dus in hem/haar woont, heeft hij/zij een extra bron van ‘expertise’ over zijn/haar eigen leven. Die expertise mogen we optimaal gebruiken!
 o Engaging the audience’: De ‘narrative’ therapeut zal pogen, om ook anderen (omstanders van de confident) bij het proces van ‘re-authoring a new story’ te betrekken, juist omdat de werkelijkheid sociaal geconstrueerd is: door de interactie met anderen doen we nieuwe ervaringen op en kunnen we de nieuwe verhaallijn ons meer en meer eigen maken. Sessies waar de confident – al dan niet in bijzijn van de therapeut – de nieuwe verhaallijn-keuze toelicht en reacties vraagt, maar ook bevestigende brieven van de therapeut aan de confident kunnen in dit proces helpen. Hier heeft de christen een schot voor open doel: God is immers al intensief bij het herstelproces betrokken, en als zodanig dus de ultieme Betrokkene. Dit kan praktisch vorm krijgen zoals de ‘narratieve therapie’-mensen aangeven, binnen de christelijke gemeenschap (kerk, vriendenkring), die de ‘herstellende confident’ aanmoedigt en ondersteunt in de nieuwe keuzen.

Op deze wijze benadrukt de ‘narratieve’ therapeut dus dat herinneringen aan ervaringen uit het verleden niet de bron zijn van veronderstelde psychopathologie, maar veeleer wordt het verleden gezien als bron van hoop, energie en keuze. De ‘narratieve’ therapeut helpt de confident om bruikbare herinneringen uit het verleden en heden op te halen en in te zetten voor verandering. Het laten vertellen van zijn/haar verhalen en het samen praten is daarbij een belangrijk instrument om de positie van de confident ten opzichte van zijn/haar problemen te veranderen, en nieuwe manieren van omgaan met anderen aan te leren. Gesprek over de sociale en culturele invloeden op het probleem is hier ook vaak een onderdeel van.

De meest bekende auteurs op het gebied van ‘narratieve therapie’ zijn wellicht de ‘familie therapeuten’ David Epston en Michael White van het Dulwich Centre in Adelaide, Australië (oorspronkelijk: Auckland, Nieuw Zeeland). Epston vindt het ook heel belangrijk dat we altijd een soort nieuwsgierigheid bewaren, en niet vervallen in het ‘plaatsen’ van iemand (of iemands verhaal) in één of ander hokje. Als therapeut moet je altijd op zoek blijven naar het unieke van ieder mens, wat veelzijdiger is dan we ooit kunnen bevatten. Zó komen we tot wat hij noemt: ‘dikke’ verhaallijnen, die veel woorden nodig hebben en in schril contrast staan met het ‘moderne’ reductionisme van de traditionele psychologie.

‘Narratieve’ therapie is ook gerelateerd aan andere ‘narratieve’ stromingen binnen het post-modernisme, waar eveneens het verhaal weer meer in de belangstelling staat. Het verhaal is meer compleet dan het ‘moderne reductionisme’ dat de werkelijkheid reduceerde tot enkele formules: het bevat cognitieve, maar ook intuïtieve, geestelijke en emotionele aspecten en doet recht aan het subjectieve, het feit dat ieder mens ánders is.

Verhalen beïnvloeden ons sterk. Dat dit al op jonge leeftijd begint, is reeds lang onderkend: in de opvoeding en pedagogiek wordt al eeuwen intensief van verhalen gebruik gemaakt om een boodschap op het kind over te brengen. Ook in de kunst, bijvoorbeeld het theater zien we het gebruik van verhalen – vaak met een pedagogische ondertoon. De meest effectieve televisie-reklames vertellen in enkele seconden een klein verhaaltje met een boodschap die het hart (en niet alleen het verstand) aanspreekt: “zó wordt je gelukkig”. Dit illustreert wel duidelijk de kracht van ‘narratieve’ benaderingen.

De ‘narratieve’ stroming heeft ook – veel meer dan het modernisme – oog voor het relationele. Zoals Kenneth Gergen respectievelijk Mikhail Bakhtin – twee voorvechters van de ‘narratieve’ benadering – gezegd hebben6:

“dialoog is niet het bezit van een enkel individu. Betekenisvolle taal is het resultaat van sociale onderlinge afhankelijkheid. Het vereist de gecoordineerde actie van ten minste twee personen, en tot er een wederzijdse overeenstemming is over de betekenis van woorden, kunnen ze geen taal vormen. Als we deze gedachtenlijn volgen tot haar onvermijdelijke conclusie, vinden we dat het niet het verstand van het enkele individu is dat voorziet in welke zekerheid dan ook die we bezitten, maar relaties van onderlinge afhankelijkheid. Als er geen onderlinge afhankelijkheid zou zijn – het gezamenlijk creëren van betekenisvolle dialoog – zouden er ook geen “objecten” of “acties” zijn, of manieren om deze in twijfel te trekken. We kunnen terecht Descartes’ gezegde [‘Cogito ergo sum’; AL] [‘Ik denk dus ik ben’; AHR] vervangen door ‘communicamus ergo sum’ [‘ik communiceer dus ik ben’; AHR]."
(“discourse is not the possession of a single individual. Meaningful language is the product of social interdependence. It requires the coordinated actions of at least two persons, and until there is mutual agreement on the meaningful character of words, they fail to constitute language. If we follow this line of argument to its ineluctable conclusion, we find that it is not the mind of the single individual that provides whatever certitude we possess, but relationships of interdependency. If there were no interdependence – the joint creation of meaningful discourse – there would be no “objects” or “actions” or means of rendering them doubtful. We may rightfully replace Descartes’s [sic; AL] dictum [‘Cogito ergo sum’; AL] with communicamus ergo sum.”)
“Ik ben me bewust van mezelf en wordt mezelf alleen in het proces waarin ik mezelf aan een ander laat zien, door een ander en met de hulp van en ander ... elke interne ervaring eindigt op het grensvlak ... Het diepste wezen van de mens (in- én extern) is diepgaande communicatie. Er te zijn betekent te communiceren ... Er te zijn betekent er te zijn voor de ander, en door hem, voor zichzelf. De mens heeft geen intern souverein gebied; hij is alles en altijd op het grensvlak...”
(“I am conscious of myself and become myself only while revealing myself for another, through another, and with the help of another ... every internal experience ends up on the boundary ... The very being of man (both internal and external) is a profound communication. To be means to communicate ... To be means to be for the other; and through him, for oneself. Man has no internal sovereign territory; he is all and always on the boundary ...”)
En:7
“Waarheid wordt niet gevonden in het hoofd van een individuele persoon, het wordt geboren tussen mensen die gezamenlijk naar waarheid zoeken, in het proces van hun dialogische interactie.”
(“Truth is not to be found inside the head of an individual person, it is born between people collectively searching for truth, in the process of their dialogic interaction.”)

Woorden als ‘gemeenschap’, ‘verbondenheid’ en ‘delen’ kom je in ‘narratieve’-kringen veel tegen.
Hierbij kunnen we ons als christenen ook aansluiten. Is onze God niet bij uitstek een God van de dialoog, van de relatie?

Een ander, Jameson8, heeft het erover dat het ‘klassieke modernisme’ [sic; is dit niet een contradictio in terminis?] tot het verleden behoort, en daarmee ook het individualisme, dat volgens hem alleen een ideologische basis had. En hij vervolgt met te zeggen dat de ‘moderne’ individualistische visie in feite gezien kan worden als een soort zelf-verlakkerij, bedoeld om het verlangen naar uniciteit en waarde tot rust te brengen. Mag ik daaraan toevoegen, dat als we de Bron van onze waarde – onze God, de Schepper – verlaten, we altijd naar andere afgoden zullen zoeken die ons een (eventueel fictief) idee van zekerheid geven. In de laatste sectie "Cartesianism surpassed" (het denken van Descartes voorbij) van één van zijn artikelen9, concludeert Daniel D. Hutto:

“Als dit klopt, dan is de belangrijkste gevolgtrekking van het ‘narrative voorstel’ dat er geen ruimte is voor het idee dat wij een standpunt (perspective) hebben tot we anderen kunnen zien als een standpunt hebbend. Juist de begrippen als standpunt, eigendom, etc. en alles wat hoort bij het concept van het zelf moeten afhankelijk zijn van het vermogen om onszelf te zien als een persoon in een wereld van personen. Mijn stelling is daarom dat er een goede reden is om te denken dat onze zelf-ontwikkeling afhangt van onze bekwaamheid om verhalen (narrative) te waarderen en ons met voorstellingsvermogen het mentale leven van anderen in te denken."
(“If this is correct then the main implication of the ‘narrative proposal’ is that until we can interpret others as having a perspective on things there is no room for the idea of our having a perspective. The very notions of perspective, ownership, etc. and all that belongs to the concept of self must depend on ability to see ourselves as a person in a world of persons. My claim is therefore that there is good reason to think that our self-development is contingent on our ability to appreciate narrative and to imaginatively simulate the mental life of others.”)

Hij concludeert dan dat onze identiteit en geestelijke gezondheid dus alles te maken heeft met onze verbondenheid (met anderen én -vooral- met God, zeg ik er dan bij) en onze relatievaardigheden.

Verbondenheid en verschillen: reden tot verwijdering of verwondering

Leven in verbondenheid met God en anderen is niet altijd gemakkelijk. We zijn allemaal verschillend. Soms kunnen die verschillen de verbondenheid en onze waardering voor die verbondenheid versterken, bijvoorbeeld als we ons door elkaar aangevuld of gezegend voelen. Maar soms kan verbondenheid ook pijn opleveren. In plaats van onze toevlucht te nemen tot beheersing (de machts-wereld i.p.v. de liefde- / intimiteits-wereld), kunnen we dan echter ook onze toevlucht nemen tot verwondering.

Verschillen kunnen een aanleiding vormen tot verwondering, en zó helpen verwijdering te voorkomen. Dat gebeurt als we onderzoekende vragen gaan stellen bij het verhaal van de ander, in plaats van onze meetlat erlangs te leggen en de ander te veroordelen. Het vereist dat we zelf ruimte ervaren (zie o.a. de artikelen over Intieme verbondenheid met God en Gezinsleven en persoonlijkheidsontwikkeling) en oog hebben voor het mysterie en voor veelkleurigheid. Die ruimte is nodig om af te zien van de wens om de ander te beheersen, en ons te laten vullen met verwondering: „hé, dát had ik niet verwacht... hoe zou ’t komen dat de ander tot deze daad / deze versie van zijn/haar verhaal is gekomen?”

Creatief gebruik van verhalen

De Israëlische psycholoog, dramatherapeut en bibliotherapeut Mooli Lahad heeft wel een heel creatieve manier gevonden om verhalen te gebruiken. In zijn werk bij het International Trauma Relief Network zocht hij naar een methode om snel en eenvoudig een idee te krijgen over de wijze waarop iemand met moeilijke situaties om gaat (een belangrijke vaardigheid voor mensen die geleden hebben!). Hij wilde daarbij zowel een idee krijgen van iemands beperkingen of ‘zwakke’ kanten, als - belangrijk - van iemands sterke kanten. Hij heeft daarvoor een methode bedacht die bekend staat als de Six-Piece Story-Making (6-PSM) -methode. Door iemand in 6 fragmenten een verhaal over een verzonnen held te laten tekenen, kun je er eenvoudig een indruk van krijgen op welke manier(en) hij of zij normaliter moeilijkheden te boven komt (Mooli Lahad onderscheidt 6 verschillende manieren).

De details zijn te vinden in een Accede!-informatiesheet: Mooli Lahad’s Six-Piece Story-Making (Verhaal-in-zes-stukjes -methode).pdf document, of in de betreffende literatuurverwijzingen (zie bij Mooli Lahad en bij Kim Dent-Brown).

Creatief gebruik van verhalen kom je in meer vormen tegen. Ik noemde al kort hoe Jezus verhalen - metaforen of gelijkenissen - gebruikte in Zijn onderwijs. Ook in de pastorale praktijk is dit een nuttig middel. Ook hiervoor verwijs ik naar de literatuur - bijv. de artikelen van Margaret Walden en Peter Rober, of de voorbeeld metafoor van Nancy Davis.

‘Narratief therapeutisch schrijven’ - een korte Bijbel-studie

White en Epston hebben in het kader van ‘narrative therapy’ ook het concept ‘therapeutic writing’ geïntroduceerd10. Ze bedoelen hiermee dat de therapeut in een brief bijv. vastlegt wat de confident allemaal heeft ontdekt in zichzelf en over zichzelf, en dit zó herkadert, dat de confident zich bekrachtigd en bemoedigd voelt. Een soort tegen-gif tegen zaken als aangeleerde hulpeloosheid. Ik zei: “ze hebben ... geïntroduceerd”; hoewel... geïntroduceerd?... Zo’n slordige 2000 jaar geleden schreef er ook iemand brieven...

Paulus’ stijl van ‘therapeutisch schrijven’

In Paulus’ brieven vinden we een aantal terugkerende elementen. In Zegenend Helpen, kwam al het Hebreeuwse begrip ‘Shalom’ aan de orde, door Paulus in de Griekse context vertaald met ‘genade en vrede’. Laten we nu eens het begin van twee van zijn brieven nader bekijken.

Ik stel voor dat u op dit punt eerst 1 Thes.1:1-10 en Php.1:1-7 aandachtig doorleest.

Dit zijn dus ‘gebruikelijke’ begin-stukken uit Paulus’ brieven. We kunnen veel leren van Paulus vanuit de manier waarop hij naar mensen keek voor wie hij veel bad. Laten we beginnen bij het begin van deze twee passages. Hoe spreekt Paulus deze christenen aan en wat leren we hiervan?

Na deze aanhef, wat zijn zijn eerste woorden?

Daarna spreekt hij erover dat hij God voor hen dankt. Wat doet het met jou als iemand zó tegen je spreekt in z’n brief en in gebed?

Op wat voor manieren geeft hij hen nog meer complimenten of eert hij hen of toont hij respect voor hen?

Zie je een patroon in deze twee passages, en in Paulus’ houding tegenover de mensen aan wie hij schreef? Beschrijf dat patroon en die houding eens in je eigen woorden.

Als deze manier van zegenen, dankbaarheid uitspreken, complimenteren en eren niet jouw ‘eerste gedachten’ zijn in het leven van alledag, wat zou je kunnen doen om dit te veranderen (als een eerste stap)?

Laten we nog eens naar een andere brief kijken.

De introductie van zijn brief aan de gemeente te Efeze slaat echt alles. Het begint weer met een groet en zegen met genade en vrede, gevolgd door 10 verzen waarin hij helemaal gericht is op Jezus en Hem alle eer geeft. Dan volgt een – in dit verband – heel interessant gedeelte:

Lees Ef.1:13-23.
Beschrijf het patroon wat je hier ziet.

Kan het schrijven van een brief of het praten met iemand ons aanzetten tot aanbidding? Ja, zoals hier duidelijk blijkt. Beschrijf hoe dat werkt en wat dat soort conversatie zo aantrekkelijk maakt.

Tot zover de apostel Paulus.
Laten we eens kijken naar Jezus, onze Meester Zelf.

Jezus

Hoe ging Jezus om met de mensen om Hem heen; hoe keek Hij tegen hen aan en wat zei Hij? Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar hoe hij omging met een man die blind was vanaf zijn geboorte. Mensen hadden hier moeite mee: wat was de oorzaak van zijn ziekte? Maar Jezus zei:

Lees Johannes 9:3-7

Jezus blijkt maar één focus te hebben – zowel wat betreft Zijn visie op gehandicapte mensen, zoals deze blinde man, én voor Zijn eigen bediening. Die focus is: God aan het werk. Weet je hier nog meer voorbeelden van?

Denk aan hoe Jezus naar mensen keek die veracht waren door de religieuze leiders van die dagen: ze werden gezien als Samaritaanse ‘honden’, hoeren, collaborateurs met de Romeinse overheerser, etc. Jezus zag het potentieel van Zijn liefde, gezaaid in de harten van deze geliefde mensen, en behandelde hen overeenkomstig. Noem hiervan nog enkele voorbeelden, en zoek er één op om te zien wat Jezus precies deed en zei.

Menselijkerwijs vinden we het heel erg vreemd dat Jezus bewust Judas Iskariot – een leugenaar en een dief, alleen trouw aan z’n eigen portemonnee – als Zijn discipel en ‘penningmeester’ aanwees toen Hij hier op aarde rondliep. Voor Jezus lijkt het ‘succes’, zoals wij het vaak definiëren, irrelevant. Hij deed wat God de Vader Hem zei te doen – zelfs als dat dwaas leek. Ja, ‘God koos wat dwaas is in de wereld om het wijze te beschamen’ zoals we kunnen lezen in 1 Cor.1:27.

Kijk naar Zijn komst hier op aarde. Hij kwam als een kwetsbare baby, geboren in een stal, in een klein stadje, in een land dat overheerst werd door een sterk vijandig leger. Om alle touwtjes goed stevig in handen te hebben? Om herkend te worden als ‘sterk’ en ‘krachtig’ om veel invloed te hebben?

Het is duidelijk: de wegen van God verschillen sterk van die van de wereld – ze verschillen zelfs van onze natuurlijke gedachten over wat ‘goed’ zou zijn. In welk opzicht ben jij meer dan Jezus geneigd het grootse en ‘krachtige’ te zoeken?

 

Als christenen hebben we onze confidenten dus nog méér te bieden dan bijv. White en Epston – hoewel hun herkaderende, respectvolle manier van ‘therapeutisch schrijven’ ook al heilzaam is. Maar als christenen kunnen we ook in totaal uitzichtsloos lijkende situaties – nog vóór de ‘alternative stories’ naar voren zijn gekomen – mensen helpen zich te richten op God, die aan het werk is: Hij is De Auteur van ons geloof, zoals de New International Version Hebr.12:2a vertaalt, die Zijn auteurswerk – Zijn boek dat wij zijn – ook afmaakt/ vol-maakt.

We mogen dus elkaar zegenen in deze kijk op jezelf en anderen en in deze manier van elkaar aanspreken of –schrijven.


Bijlage: Enkele bruikbare punten van ‘narratieve’ therapie

‘Narrative’: ons leven en onze identiteit als verhaal, verweven met die van anderen.

1. Leren vanuit verhalen; verhalen als model voor ‘hoe het leven gaat’.
Welke ‘modellen’ gebruikt de confident, en welke ‘modellen’ heeft hij/zij in het verleden gehad, en wat hebben die gecommuniceerd? Te denken valt aan: boeken, tv-programma’s (vooral series), en ‘levende modellen’ van mensen in zijn/haar omgeving.
2. Kinderverhalen als bron van modellen voor eigen levensverhalen van de luisterende kinderen.
Kinderverhalen bestaan vaak uit belevenissen van kinderen (bijv. die van Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt). Hoe communiceren zij - onderling en met de ‘volwassenen’ in het verhaal? Hebben ze inbreng? Wordt wat zij zeggen gewaardeerd? Worden de kinderen als ‘wijs’/‘verstandig’ of als ‘dwaas’/‘dom’ afgeschilderd – met in het laatste geval wellicht de ‘ouderen’ als ‘wijs’? Vertrouwen de kinderen op hun eigen waarnemingsvermogens en wordt dat als goed gezien? Zijn ze vertrouwd met hun eigen grenzen en beperkingen – zoals echte, ‘ongeschonden’ kinderen zijn? Leren ze, en zo ja: hoe – door eigen fouten, door fouten van anderen, door ‘lessen’ die volwassenen hebben geven, of...? Hierin verschillen auteurs enorm, is mijn bevinding!
3.Met God je verhaal ‘bijsturen’ in Gods richting (heeft gevolgen in je communicatie).
Meerdere ‘Narratieve’ auteurs (o.a. Frank Baird van Phillips Graduate Institute) geven aan dat aan een levensverhaal vaak meerdere mensen stukken hebben geschreven. Het resultaat is een verhaal dat de persoon zelf al dan niet bevalt. Ze geven dan aan hoe bijv. ‘zijtakken’ in het verhaal (‘alternative stories’ –ervaringen toen ’t ’n keer ánders ging) kunnen worden gebruikt om de persoon te helpen, zijn of haar verhaal in een gewenste richting bij te sturen. Als christenen weten we dat God boven ons levensverhaal staat. Dat Hij er ook aan schrijft. Dat er ook stukken (bijv. vroeger misbruik) kunnen zijn die Hem verdriet hebben gedaan. Met Hem kunnen we beter dan met wie dan ook ons levensverhaal bijsturen in een gezonde richting. Dit heeft grote gevolgen voor de manier waarop je naar jezelf en je interactie met anderen – dus ook je communicatie – kijkt, en hoe je dus communiceert.
4.Verhalen als voorbeelden en als oefen-situatie; rollenspelen.
‘Narratieven’ beïnvloeden ons zeer sterk (samenwerking van o.a. cognitieve, beeldende en affectieve vermogens)! Vergelijk Jezus’ gebruik van metaforen (gelijkenissen) – verhalen over herkenbare situaties. Dit is ook de kracht van TV-series (ten goede of ten kwade; waar voeden we ons mee?). Verhalen – o.a. die in kinderboeken – bevatten niet-waardevrije ‘scripts’: bijv.: Pietje Bell: kind is aardig, maar dom, heeft volwassene nodig om ‘op het rechte pad te blijven’; Saskia en Jeroen: idem; Jip en Janneke: kinderen komen er zelf vaak wel uit, ouders gaan er bevestigend en lichtvoetig mee om.
5.Verhalen als manier om ‘coping stijlen’ te leren kennen (Mooli Lahad).
6.Een verhaal als ontsnapping aan de interne (cognitieve) blokkades.
In een andere setting zijn de verstandelijke (mentale), intuïtieve en emotionele vermogens die normaal blokkeren mogelijk wél beschikbaar. Daardoor worden alternatieve acties zichtbaar en haalbaar. Kinderverhalen (boeken) of dromen kunnen een bron zijn van aanknopingspunten voor het genereren van een andere setting. Ook mogelijk: “Stel, dat...” (bijv. in de stijl van: “Stel, dat je er al was, hoe was je er dan gekomen?”)


Voetnoten

De 9 belangrijkste kenmerken van gezonde gezinnen zijn:
  1. frequente, open en eerlijke communicatie
  2. bemoediging van individuele gezinsleden
  3. commitment (trouw) aan het gezin (team-geest)
  4. religieuze orientatie / geestelijk welzijn (als basis voor moraal)
  5. sociale verbondenheid / openheid naar de buitenwereld
  6. flexibiliteit; in staat zijn zich aan te passen
  7. waardering tonen
  8. duidelijke rollen
  9. tijd samen (o.a. leuke dingen doen samen)
bron: Maria Krysan, Kristin Moore, Nicholas Zill, Identifying Successful Families: An Overview of Contructs and Selected Measures, Child Trends Inc. / U.S. Dept. of Health & Human Services, May 1990.
2
Waarom we anderen niet horen:
  • Gedachten lezen: raden wat de persoon denkt of voelt, in plaats van luisteren
  • Bedenken wat we zelf gaan zeggen terwijl de ander spreekt
  • Filteren; alleen horen wat we willen horen
  • Dromen; wegdrijven gedurende gesprekken
  • Identificeren; alles wat we horen refereren aan onze eigen ervaring
  • Vergelijken; afgeleid worden door de boodschapper te beoordelen en niet naar de boodschap te luisteren
  • Ontsporen; het onderwerp veranderen
  • ‘Bevechten’ of ‘sparren’ (vgl. ‘sparring partner’); uitdagen en verwerpen wat gezegd wordt
  • Naar de mond spreken; het met alles eens zijn wat gezegd wordt om conflict te vermijden
bron: Marjorie Olney, Listening, a Lost Art (powerpoint presentatie).
Vergelijk het volgende citaat:
“De nadruk in de Bijbel op ‘het verhalende’, het feit dat de hele Bijbel omsloten wordt door een narratief kader, onderscheidt de Bijbel van heel veel andere heilige boeken en geschriften.”
Northrop Frye, The Great Code, Harcourt Brace Jovanovich, New York, 1982, p.198; geciteerd in: Eugene H. Peterson, Dragende Delen - Pastor zijn op authentieke wijze, Ekklesia, Gorinchem, 1993; ISBN 90-75569-01-7; (vertaling, door Christel Eijkelenboom, van: Working the Angles, The Shape of Pastoral Integrity, revised ed., William B. Erdmans, Grand Rapids, 1993 (orig. 1987)); p.104.
Zie Scaffolding therapeutic conversations: from the known to what might be known - A 5-day workshop with Michael White.
Hier blijft dus het Griekse denken en de invloed van de zgn. ‘verlichting’ uit het modernisme merkbaar in de verheffing van dat wat logisch en intellectueel beredeneerbaar is - ook in deze post-moderne benadering.
K.J. Gergen, Realities and Relationships: Soundings in Social Construction; Harvard University Press, Cambridge MA, 1994, p.viii; en M.M. Bakhtin, 1984, p.287; beide geciteerd in A. Lock: Draft outline for a course on identity and self.
M.M. Bakhtin, Problems of Dostoevsky’s Poetics; edited and translated by Caryl Emerson; University of Minnesota Press., Minneapolis, 1984, p.110, quoted in: John Shotter, The social construction of our ‘inner’ lives.
F. Jameson, ‘Postmodernism and Consumer Society’. In: E. A. Caplin (Ed.) Postmodernism and its Discontents, Verso, London, 1988, pp.13-29; quoted in A. Lock: Draft outline for a course on identity and self.
Daniel D. Hutto (Centre for Meaning and Metaphysical Studies, University of Hertfordshire, England), The Story of the Self: The Narrative Basis of Self-development.
Zie bijvoorbeeld: David Epston, Michael White and Kevin Murray, ‘A proposal for a re-authoring therapy: Rose’s revisioning of her life and a commentary’, in: Therapy as social construction, Sheila McNamee, Kenneth J. Gergen (Eds.) Sage Publ. London etc.

Literatuur

Bij het samenstellen van dit artikel is onder meer gebruik gemaakt van de volgende boeken en artikelen:

Actief luisteren:

Thomas Gordon, Luisteren naar elkaar – Harmonisch samenleven door een betere communicatie binnen het gezin, Tirion, Baarn NL, 1996 (eerder uitgegeven als: Luisteren naar elkaar – Problemen uitpraten en oplossen in het gezin, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen B / Dekker & Van de Vegt, Nijmegen NL, 1979); (vertaling, door S. Tyberg, van: P.E.T. families: problems, insights and solutions in parent effectiveness training, Effectiveness Training Itnl, Solana Beach USA, 1976/79).

Thomas Gordon, Luisteren naar kinderen - De nieuwe methode voor overleg in het gezin, Elsevier, Amsterdam/ Brussel NL/B, 1984; (vertaling, door R. Buitenrust Hettema - van Coevorden, van: P.E.T. Parent Effectiveness Training, Effectiveness Training Itnl, Solana Beach USA, 1970);
In het gezin van vrienden heb ik de uitwerking gezien van het toepassen van Gordon’s adviezen: kinderen die harmonischer met elkaar om kunnen gaan omdat ze beter weten dat ze er zelf mogen zijn, dat er écht naar hen geluisterd wordt, wat voor emoties (blij, kwaad, verdrietig, of wat ook) ze ook ervaren.

Henry Pinsker, ‘The Supportive Component of Psychotherapy’,Psychiatric Times, November 1998, Vol. XV, Issue 11.

Alexandra Helper, ‘The Other Side of the Story’, Psychiatric Times, June 2003, Vol. XX, Issue 6.

Cultureel bewustzijn:

Téo J. van der Weele, Zegenend Helpen - Een studie over het zegenen van hulpvragers als onderdeel van pastorale zorg, eigen uitgave van de auteur, Harderwijk NL, 1991; ISBN 90-800936-1-0.

Téo van der Weele, Vrede doet bloeien, Importantia, Dordrecht NL, 2002 (ook beschikbaar in het Engels, Frans, Duits en Fins).

Téo J. van der Weele, Dus... ik ben niet gek, Stichting ZON, Harderwijk NL, 1992, ISBN 90-800936-2-9.

Téo J. van der Weele, Blote Voeten Dokter - Ongeschoolde specialisten in de kerk, Telos, Interlektuur, Arnhem, 1981; ISBN 90 7014 634 7.

Zie ook:
David W. Augsburger, Pastoral Counseling Across Cultures, The Westminster Press, Philadelphia, 1986; ISBN: 0664256163.

Narratieve therapie:

Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp, Jip en Janneke 1, Querido Jeugdsalamander, Amsterdam 1993; ISBN 90-214-3113-0.

Larry Crabb, Verbondenheid, Navigator Boeken / Medema, Driebergen / Vaassen, 1998 (vertaling door Rob van Stormbroek, van: Connecting – Healing for ourselves and our relationships; a radical vision, Word Publishing, Nashville Tennessee USA, 1997).

Frank Baird, ‘A narrative context for conversations with adult survivors of childhood sexual abuse’, Progress - Family Systems Research and Therapy, 1996, Vol. 5, Encino CA: Phillips Graduate Institute, pp.51-71 (in .pdf document pdf format). De jaarlijkse edities van dit Journal (waren en) zullen opnieuw beschikbaar gemaakt worden via The Phillips Graduate Institute website. In de tussentijd hebben Phillips Graduate Institute - de eigenaar van de copyrights -, en de auteur, Frank Baird, vriendelijk toegestaan dit waardevolle artikel beschikbaar te maken via de internationale versie van déze website.

R.R. Ganzevoort, Levensverhalen - Een verkenning in hermeneutisch crisispastoraat, Serie Pastorale handreiking, Nr. 58, J.N. Voorhoeve, Den Haag, 1989; ISBN 90-297-0919-7.

Een goede kritiek op het modernisme is te vinden in: Jeffrey Satinover, The empty self - C.G. Jung and the Gnostic transformation of modern identity, Hamewith Books, Westport Connecticut USA, 1996, of lees wat Leanne Payne zegt over Jung en het moderne gnosticisme (Engelstalig). Je kunt ook nog kijken naar de studie die Paul C. Vitz maakte van Sigmund Freud’s christelijke onderbewuste (Engelstalig).

Mooli Lahad, ‘Story-making in assessment method for coping with stress’, Dramatherapy, Vol.2, Ed. S. Jennings, Routledge, 1992, p.150-163. En: Stories for healing – first five minutes, (1 p. oefening).

David Epston, Michael White and Kevin Murray, ‘A proposal for a re-authoring therapy: Rose’s revisioning of her life and a commentary’, in: Therapy as social construction, Sheila McNamee, Kenneth J. Gergen (Eds.) Sage Publ. London etc.

Michael White, ‘Men’s culture, the men’s movement and the constitution of men’s lives’, in: Men’s ways of being, Cristopher McLean, Maggie Carey, Cheryl White (Eds.), Westview Press (Perseus), Boulder USA / Oxford GB, 1996. pp.163-193.

Maggie Carey, ‘Healing the mother wound’, in: Men’s ways of being, Cristopher McLean, Maggie Carey, Cheryl White (Eds.), Westview Press (Perseus), Boulder USA / Oxford GB, 1996. pp.85-90.

Maggie Carey & Shona Russell, Externalising - commonly asked questions, Int’l Jl of Narrative Therapy and Community Work, 2002, No.2.

Sallyann Roth & David Epston, Framework for a White/Epston type interview, ook op een andere website.

Sallyann Roth & David Epston, ‘Consulting the Problem about the Problematic Relationship: An Exercise for Experiencing a Relationship with an Externalized Problem’, in: M. Hoyt, Constructive Therapies vol. II, Guilford, New York, 1996.

Nick Drury, ‘Anorexia Tattoo’, Part II, co-authored by Eve and Gail, Kno News, Occasional Papers, 1998.

John Winslade and Gerald Monk, A Narrative Approach In Mediation, webdocument (een PDF document dat met Adobe Acrobat Reader™ gelezen kan worden).

Mark Donovan, ‘An Introduction to Narrative Therapy’, (powerpoint presentation), with associated NT References (.pdf document), BPS Division of Clinical Psychology Faculty for Children & Young People - Here There and Everywhere conference - Cambridge, 29-30 August 2002.

Terri L. Kelly, Towards a "Common Sense" Deconstruction in Narrative Therapy, Department of Conflict Resolution, Portland State University.

Kenneth J. Gergen, ‘When relationships generate realities: therapeutic communication reconsidered’.

Reggie Marra, ‘Story, Silence and Spirit: The Crisis of the First-Person Pronouns’, Iona Jnl of Pastoral Counseling, Volume XXXII, 1997.

Kenneth J. Gergen, ‘Writing as relationship’ in: Social structures and aging, K.W. Schaie (Ed.), Springer, New York, 2000.

---, Lynn Hoffman, Harlene Anderson, Is diagnosis a disaster?: A constructionist Trialogue, chapter draft for F. Kaslow (Ed.), Relational Diagnosis, Wiley, 1996.

Andrew Lock, Narrative Therapy.

Andrew Lock, Draft outline of a course [on Identity according to Narrative].

Mooli Lahad, ‘Story-making in assessment method for coping with stress’, Dramatherapy, Vol.2, Ed. S. Jennings, Routledge, 1992, p.150-163.

Kim Dent-Brown: The six part story method (6PSM) as an aid in the assessment of personality disorder - deel 1 en deel 2.

---, Storymaking as Therapy; zie ook haar CV; haar artikel: Working with personality disorder in community mental health, Dialogue -part of the Virtual Institute for Severe Personality Disorder. Issue 2, Autumn 1999, p5.; en: A formulated care plan approach to caring for people with borderline personality disorder in a community mental health service setting, van Mary Dunn and Glenys Parry.

Margaret Walden, The Use Of Metaphor As Symbolic Transitional Object.

Peter Rober, Dissociatie, Hechting en Therapeutische Verhalen: Een Casus, op de site van KERN - een Belgisch centrum voor psychotherapie en relatievorming.

Nancy Davis, ‘De Verbrande Boom’ - een voorbeeld (vertaald door André H. Roosma; origineel: The Burned Tree) uit haar boek: Therapeutic Stories to Heal Abused Children (Therapeutische verhalen ter genezing van misbruikte kinderen).

Alvin C. Dueck van Fuller University, Metaphores, Models, Paradigms, and Stories in Family Therapy (een PDF document dat met Adobe Reader™ gelezen kan worden), in: H. Vande Kemp, (Ed), Family therapy: Christian perspectives, Baker Book House, Grand Rapids Mich, 1991, pp.175-207. Noot: Dit artikel geeft een analyse van verschillende metaforen uit een scala aan systeem-psychotherapeutische en pastorale modellen, vanuit een christelijk gezichtspunt.

En materiaal uit:

Jill Freedman, Gene Combs, Narrative Therapy: The Social Construction of Preferred Realities, ISBN 0393702073.

Michael White, David Epston, Narrative Means to Therapeutic Ends, ISBN 0393700984.

Algemeen:

nieuw 2007-07-29

Keith R. Anderson, Friendships that run deep - 7 ways to build lasting relationships, Inter Varsity Press, Downers Grove, Ill, 1997; ISBN 0 8308 1966 5.

Rita Steens, Menselijke Communicatie - Een zoektocht naar haar complexiteit - Werkboek, Interaktie Akademie, Antwerpen, 1993; ISBN 90-801268-1-0.

nieuw 2015-04-07

Philip Troost, Goed luisteren is een uiting van liefde – Aandacht voor de onderlinge communicatie is niet een gril van deze tijd, maar een bijbelse opdracht, Groei Magazine, 23 september 2010.


home  home of  terug naar de artikelen index

Meer informatie of suggesties

Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.

Bedankt voor uw belangstelling!

© André H. Roosma, Accede!, Zoetermeer / Soest, 2003-07-03 / 2022-10-01; alle rechten voorbehouden.