![]() | Ideeën en bemoedigingen voor gewonde helpers
verbonden met een heelmakende God |
Verbondenheid als rode draad...
De centrale rol van onze hechtingsstijl in ons omgaan met
anderen - levenslang
|
De ontwikkelingspsycholoog John Bowlby (1909-1990) was
één van de eersten die zag, dat onze hechtings- of
verbondenheidsstijl vanuit onze eerste levensjaren erg bepalend is voor de
stijl die we tot in onze ouderdom zullen hanteren.
Ook zag hij, dat deze stijl wel te beïnvloeden is, als iemand met een
onzekere hechtingsstijl hiervoor bijvoorbeeld later heling zoekt.
Deze twee uitgangspunten gebruik ik hier even als aanknopingspunt om het een
en ander over dit fenomeen van levenslange en toch ook veranderbare patronen
in hechting en verbondenheid te zeggen.
Ik ga daartoe eerst nog even kort in op de bevindingen van Bowlby en zijn
latere opvolgers met betrekking tot hechtings- of verbondenheidsstijlen.
Daarna besteed ik aandacht aan hoe we als verantwoordelijke volwassenen om
kunnen gaan met het gegeven van de verbondenheidsstijl die we in onze vroege
jeugd hebben opgedaan.
Hierbij kan ik niet heen om de vooringenomenheid die er in onze moderne
westerse cultuur leeft ten aanzien van begrippen als relatie en
afhankelijkheid versus autonomie, individualiteit en zelfstandigheid.
Met Bowlby en andere wetenschappers constateer ik, dat de druk op het
individu in onze samenleving enorm is, om zich competent, onafhankelijk en
autonoom op te stellen.
Dit staat vaak een openheid ten aanzien van de bevindingen zoals van Bowlby
in de weg, en ook een open (h)erkenning en bespreekbaar maken van de eigen
verbondenheids- of hechtingsstijl.
Hierdoor heeft de samenleving als geheel enorm onder te lijden, en met name
de mensen daarin die opgegroeid zijn met een angstig-ambivalente
hechtingsstijl.
Toenemend vandalisme en onveiligheid zijn slechts enkele aspecten van het
resultaat.
Ik besluit dit artikel dan ook met een lans te breken voor een open
zelf-analyse ten aanzien van verbondenheidsstijlen.
Analyse is echter slechts de eerste stap.
Daarop volgt de stap van het zoeken naar verandering en heling.
Hier zie ik veel hoop.
Zowel de Bijbel als de wetenschap geven aan, hoe verandering mogelijk is.
In die veranderingsprocessen spelen nieuwe ervaringen een grote rol.
Niet door ons denken alleen kunnen we onze interne verbondenheidsschema's
drastisch veranderen.
We hebben nieuwe ervaringen nodig, die zich diep in ons wezen verankeren.
Ervaringen, die ons laten voelen dat er wél Iemand is die om ons
geeft en die ons, met onze specifieke en persoonlijke inbreng, waardevol
vindt en de ruimte geeft.
Wat Bowlby en de zijnen observeerden, was het gedrag van een baby of klein kind dat zich zeker en veilig voelt in de zorg en opmerkzaamheid van zijn of haar moeder of andere belangrijke verzorger (verontschuldig me als ik meestal eenvoudig 'moeder' schrijf als ik de meest belangrijke verzorger bedoel). Vanuit deze basis-ervaring van zekerheid en veiligheid (men spreekt wel van basis-veiligheid of basis-zekerheid) zal een baby zich meestal blij en ontspannen gedragen, gemakkelijk socialiseren en de wereld om zich heen verkennen. Bowlby noemde dit gedrag zekere basis gedrag (Engels: secure base behaviour).
Als het kind de aandacht van de moeder even mist, ervaart hij of zij een vorm van angst of onzekerheid (de meest fundamentele vorm van wat bekend staat als scheidings- of verlatingsangst - Engels: separation anxiety). Het kind houdt dan op met het zekere basis gedrag, en begint een gedrag dat gericht is op het herwinnen van de aandacht van de moeder. Voor een kleine baby kan de enige manier om dit te doen zijn: te huilen. Later kan het kind ook de moeder zoeken of zich aan de moeder vastklampen als ze uit de kamer weg dreigt te gaan. Dit gedrag noemde men hechtings- of verbondenheidsgedrag (attachment behaviour), omdat het gericht is op herstel of instandhouding van de hechting of verbondenheid die het kind tevoren ervoer.
In het geval de moeder steeds weer, consistent, geen aandacht schenkt aan deze vraag om aandacht, kan het kind diep ontmoedigd raken en zich zelfs totaal afsluiten. Hij of zij kan dan een passief vermijdende (passive avoidant; ook wel dismissive) gedragsstijl gaan vertonen, met geremde emotionele expressie (hoewel andere functies ongeremd aanwezig kunnen zijn). Zelfs als de moeder terugkeert zal het kind dat in deze toestand is de moeder niet toestaan hem of haar te troosten. Het kind kan zelfs doen alsof het de moeder niet herkent, haar verwerpen, en haar pogingen om de relatie te herstellen negeren.
Dit alles wordt samengevat in het volgende diagram respectievelijk de daarop volgende drie plaatjes:
![]() |
![]() Zekere hechtingsstijl, onder meer gekenmerkt door ontspannenheid, verkennend en sociaal gedrag | ![]() Angstig-ambivalente hechtingsstijl, onder meer gekenmerkt door contact zoekend gedrag |
![]() Vermijdende hechtingsstijl, onder meer gekenmerkt door contact en gevoelens mijdend gedrag |
Later hebben opvolgers van Bowlby nog een vierde stijl aan deze drie toegevoegd: de chaotische, of gedesoriënteerde stijl. Sommigen beschouwen dit als een variant van de tweede (angstig-ambivalente) stijl. Deze stijl wordt wel gezien als het gevolg van ernstig inconsistent gedrag van de belangrijkste ouder of verzorger (bijv. afwisselend liefde/aandacht en misbruik/mishandeling).
![]() |
Deze drie of vier stijlen hangen sterk samen met de interne beelden (ook wel innerlijke werkmodellen, scripts of schema's genoemd) die het kind opgedaan heeft over zichzelf in relatie tot de wereld om zich heen. Het kind heeft een beeld gevormd betreffende zaken als: ben ik veilig bij anderen of niet, zijn anderen vriendelijk of vijandig, is de wereld om me heen rustig/ordelijk of chaotisch, etc., en hoe functioneren mensen daarin samen. Deze beelden zijn mede verantwoordelijk voor de continuïteit van de verbondenheidsstijlen door het hele leven heen. Alle nieuwe ervaringen worden ingepast in deze beelden; ervaringen die de bestaande beelden eventueel weerspreken worden terzijde gelegd. Op die manier worden de oorspronkelijke beelden steeds vaster in de ervaringswereld vastgelegd. Dit verklaart - althans voor een deel - waarom mensen uit disfunctionele gezinnen (waar bijv. misbruik of mishandeling plaatsvond) zich vaak aangetrokken voelen tot partners die zich na enige tijd ook op soortgelijke wijze als disfunctioneel (mishandelend, etc.) ontpoppen: die ander bevestigt intuïtief de bestaande wereldbeelden, terwijl een meer gezonde, echt liefhebbende (potentiële) partner als 'vreemd' wordt waargenomen en dus gewantrouwd.
Eén van de onderzoekers, die in de voetsporen van John Bowlby onderzoek heeft gedaan naar de manier waarop de drie vroege hechtingsstijlen zich manifesteren in ons volwassen leven, geeft op basis van een uitgebreid onderzoek het volgende aan2:
![]() |
Zekere volwassenen (ca. 56%) vinden het
relatief gemakkelijk om dicht bij anderen te komen en kunnen op hun gemak
zijn in een afhankelijke positie of in een positie waar anderen van hen
afhankelijk zijn. Ze zijn zelden bezorgd over verlaten te worden of dat
iemand te dichtbij hen komt. |
![]() |
Angstig-ambivalente volwassenen (ca. 19%)
vinden vaak dat anderen niet zo dichtbij (durven te) komen als zij wel graag
zouden willen. Ze maken zich vaak zorgen dat hun partner niet echt van hen
houdt of niet bij hen zal blijven.
Deze mensen kunnen vrij snel verliefd worden op iemand, met daarbij vaak
'liefde op het eerste gezicht'.
Ze verlangen sterk naar wederkerigheid in een relatie en naar volledig
één te worden met de ander en dit laatste verlangen jaagt
anderen soms op de vlucht. |
![]() |
Vermijdende volwassenen (ca. 25%) zijn wat
minder op hun gemak heel dicht bij anderen; ze vinden het moeilijk om anderen
volledig te vertrouwen of afhankelijk van anderen te zijn.
Ze hebben erg snel het gevoel dat anderen hen claimen.
Deze mensen kijken kritisch naar mogelijke liefdespartners, worden niet
snel verliefd en verwachten niet dat intense of romantische liefdesgevoelens
een lang leven beschoren zullen zijn.
Liefdespartners willen hen juist vaak dichterbij hebben of meer over hun
gevoelens laten praten dan deze mensen prettig vinden. |
Een opvallende uitkomst van het in 1987 in de VS uitgevoerde
onderzoek is het volgende: huwelijken van mensen met een zekere
verbondenheidsstijl houden gemiddeld ongeveer twee keer zo lang stand als
huwelijken van mensen met een van de onzekere stijlen.
Een ander opvallend aspect is dat mensen met een vermijdende en degenen met
een angstig-ambivalente verbondenheidsstijl door anderen gezien worden als
minder sociaal vaardig dan gemiddeld, terwijl alleen de angstig-ambivalenten
zichzelf ook als minder sociaal vaardig zien, degenen met een vermijdende
stijl zien dit meestal niet bij zichzelf!
(Merk op, dat onze individualistische cultuur dit nog eens extra stimuleert.)
De onderzoekers bespreken ook hoe complex relaties zijn, en hoe de stijlen
elkaar kunnen beïnvloeden en uitlokken: mensen met een vermijdende
stijl kunnen zekere anderen zich angstig-ambivalent laten gedragen, en
evenzo kan angstig-ambivalent gedrag in een overigens zeker persoon een
vermijdende stijl opwekken.
Ik voeg aan het bovenstaande toe, dat vermijdende en angstig-ambivalente
stijlen elkaar vaak aantrekken.
Vaak kom ik mensen - vooral mannen - tegen met een vermijdende
verbondenheidsstijl die op een afstand vrij zeker en beheerst over komen.
Vrouwen met een angstig-ambivalente stijl voelen zich dan gemakkelijk sterk
aangetrokken tot deze vermijdende mannen, wegens hun vermeende stabiliteit.
Eenmaal getrouwd valt het deze vrouwen tegen hoe afstandelijk en gevoelloos
hun man ook tegen hen is, ja zelfs tegen zichzelf.
(Het hier geschetste patroon komt natuurlijk ook omgekeerd voor: een
angstig-ambivalente man met een vermijdende vrouw.)
Het is duidelijk, dat dit voor veel verdriet en huwelijksproblemen kan
zorgen3.
Soms zijn pastoraal werkers en anderen bang om het gedrag
van ouders in de vroege jeugd van een confident te zien als de oorzaak van
een bepaald gedrag in die confident.
Ze denken dan dat je daarmee de confident tot slachtoffer verklaart en dat
deze dan een alibi heeft voor zijn of haar ongewenste (bijv. niet sociale)
gedrag.
Niets is minder waar, in mijn optiek.
Door de oorzaak duidelijk bespreekbaar te maken, kan de persoon de
verantwoordelijkheid nemen om er met God - en eventueel samen met anderen -
iets aan te doen.
Een eenvoudig voorbeeld ter illustratie.
Als de motor in mijn auto niet goed loopt, en m'n garagehouder heeft geen
idee waar dit van komt, dan kan ik de neiging hebben om te blijven
doorrijden met een slecht werkende motor.
Als m'n garagehouder me helpt te zien, dat de slechte werking van die motor
komt doordat er te weinig olie in de motor zit, dan krijg ik een instrument
in handen om te zeggen: ik ga er wat aan doen, of: ik laat er wat aan doen -
om de olie bij te (laten) vullen, in dit voorbeeld.
Nu zeggen er wellicht mensen: maar als je beschadigd bent door wat je
ouders gedaan of nagelaten hebben, kun je dat toch niet terugdraaien?
Nee, je kunt de tijd niet zoveel jaar terugzetten, je ouders anders
programmeren, en 't nog 'ns overdoen.
"Met God is mijn verleden niet meer wat het geweest is...." auteur onbekend |
Terug naar het verantwoordelijkheid nemen voor onze eigen verbondenheidsstijl (of het begeleiden van confidenten in het verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen verbondenheidsstijl - wat natuurlijk moeilijk gaat voor we zelf die verantwoordelijkheid genomen hebben). Dat begint met een stukje zelf-analyse; of eigenlijk: een gebed tot God (die ons hart nog beter kent dan dat wij het kennen) of Hij wil laten zien wat onze verbondenheidsstijl is, en hoe die ontstaan is. De eerdergenoemde kenmerken kunnen daarin een richting aangeven, evenals een goed gesprek onder vier ogen met enkele mensen die ons goed kennen en bereid en in staat zijn ons eerlijk én op liefdevolle wijze te zeggen wat ze zien (of een kundig hulpverlener die ons goed heeft leren kennen / aan wie we ons hebben laten kennen zoals we werkelijk zijn). Ook de zachte stem van de Heilige Geest Die ons in ons hart aanspreekt, kan ons hier heel veel richting in geven, en ons ook meer en meer zicht geven op de ervaringen die tot onze specifieke hechtingsstijl hebben bijgedragen. De volgende stap is het zoeken naar of je openstellen voor die correctieve ervaringen - bijvoorbeeld in een pastoraal gebed zoals ik hierboven in een voorbeeld aangaf.
Eén belangrijke kanttekening moet ik hier wel bij maken. Dat betreft mensen die - in reactie op bijvoorbeeld vroege verwaarlozing - een vermijdende hechtingsstijl hebben aangewend (om de enorm schokkende ervaring van verwaarlozing te kunnen overleven!). Ik maak vaak mee, dat deze mensen, zodra ze hiermee aan de slag gaan geconfronteerd worden met enorme angsten - te herleiden tot de angsten die hen destijds ertoe gebracht hebben om hun emoties en verbondenheid-zoeken uit te schakelen. Het komt hen dan voor, dat de therapie hen in nog grotere problemen brengt. Soms leidt dit ertoe, dat deze mensen snel weer teruggaan tot hun vermijdende stijl - waar ze tenminste een bepaald gevoel van veiligheid hebben. Ook komt het voor, dat ze verdoving van die pijn zoeken in alcohol of andere stemmingsveranderende middelen of gedragingen. Ik kan niet voldoende benadrukken, hoezeer deze mensen in deze dal-periode onze steun en emotionele support nodig hebben! 'Professionele distantie', zoals helaas nog te vaak gebezigd in de reguliere geestelijke gezondheidszorg, helpt ook niet echt in deze situatie. Geen wonder dat zoveel mensen dan als 'hopeloos' gelabeld worden, met een sticker 'schizofreen' of iets dergelijks, ter intellectuele verhulling van een totaal gebrek aan empathisch inlevingsvermogen bij sommige hulpverleners. Het Bijbelse adagio 'weent met de wenenden' - gewoon naast de ander staan in zijn of haar angst of pijn en zó iets van Jezus' liefde doorgeven - is hier in deze fase meer op zijn plaats. Daarmee worden mensen door dit dal geholpen en kan het geloof door veel kleine en grote positieve ervaringen weer langzaam groeien dat er toch anderen zijn die om hen geven en dat er -bovenal- een God is Die heel veel om hen geeft. Het zijn juist de kleine ervaringen in deze richting, die mensen helpen om hun vermijdende stijl langzamerhand op te geven en anderen te leren vertrouwen.
Voor degenen met een angstig-ambivalente stijl kan het dus heel goed zijn, als er mensen om hen heen zijn die consistent zorgzaam zijn. Dat zijn twee belangrijke woorden: consistent en zorgzaam. ...
Alleen door zelf onze verantwoordelijkheid te nemen voor de
verbondenheidsstijl die zich in onze vroegste jeugd en allerlei ervaringen
daarna heeft gevormd, kunnen we groeien naar een volwassen en evenwichtig
mens-zijn.
Dit is erg belangrijk.
Doen we dit namelijk niet (i.e. nemen we geen verantwoordelijkheid voor onze
eigen verbondenheidsstijl en eventuele hechtingsproblematiek), dan zal de
onverbondenheid zich ook via ons verder kunnen verspreiden - naar onze
kinderen, collega's, vrienden, confidenten en anderen met wie we in contact
zijn.
Enige tijd geleden kwam ik op Internet een Belgisch artikel tegen dat
ingaat op de achtergronden van delinquent gedrag bij jongeren5.
De auteurs schrijven delinquentie als: de-link-wentie; daarmee al aangevend
dat dit soort gedrag voortkomt uit het missen van bepaalde 'links' oftewel
verbindingen tussen mensen.
Er is meer onderzoek dat de relatie van delinquent gedrag met onverbondenheid
heeft aangetoond.
Juist in en door isolatie komen mensen ertoe, anderen - inclusief hun eigen
kinderen of echtgeno(o)t(e) - te mishandelen, te verwaarlozen of te
misbruiken voor bevrediging van eigen behoeften.
Zie hierover ook mijn artikel: We
geven door hoe verbonden we zijn.
En er is veel aan te doen, zoals ik in het voorgaande heb genoemd en
ook in andere artikelen op deze website.
Het van generatie op generatie doorgeven van hechtingsproblematiek is een
halt toe te roepen. Daarvoor is het nodig, dat we onze hechtingsstijl
herkennen én daar wat mee doen.
Toevoeging najaar 2007: afgelopen jaar hebben mij diverse verhalen bereikt over hulpverleners en leiders die op zeer kwalijke wijze persoonlijke grenzen overtraden van degenen die aan hun zorg of leiding waren toevertrouwd. Bij nadere analyse blijkt hier vaak een verwaarloosd hechtingstekort van de betreffende hulpverlener of leider onder te zitten.6 Verlatingsangst en andere dynamica die verband houdt met onze (behoefte aan) hechting en verbondenheid is een buitengewoon sterke macht. Als we onze eigen onveilige hechtingsstijlen niet leren kennen en herkennen, zullen we een gevaar vormen voor anderen, welke enorm goede bedoelingen we ook hebben en hoe hoog onze normen ook zijn.
Door echter onder ogen te zien hoe we zelf in bepaalde
opzichten scheef opgegroeid zijn, kunnen we hier rekening mee houden en
genezing en herstel zoeken in onze aspecten van onverbondenheid.
Als iemand van zichzelf weet dat hij vermijdend is opgegroeid, zal hij
meer begrip op kunnen brengen voor de verzoeken van zijn echtgenote die meer
over zijn gevoelens wil horen of anderszins meer contact zoekt.
Mogelijk zal hij zelfs gaan zien, dat zij hem daarmee uit zijn al te
vermijdende stijl weglokt, waardoor hij meer mens wordt, en zal hij haar daar
dankbaar voor worden.
Evenzo zal iemand die vrij zeker is opgegroeid en dit weet, meer begrip op
kunnen brengen voor mensen die vanuit een onzekere achtergrond een meer
angstig-ambivalente stijl hebben ontwikkeld, en hen daarin tegemoet komen.
Dit kan ertoe bijdragen dat de onzekerheid van de angstig-ambivalente persoon
langzaam afneemt en deze kan groeien naar een zekerder functioneren.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden.
U kunt als lezer zelf ongetwijfeld het beste bekijken hoe deze inzichten
u kunnen helpen beter met uzelf en anderen om te gaan.
Met name voor pastoraal werkers is het van groot belang dat
zij hun eigen 'natuurlijke' stijl goed kennen en kunnen relativeren.
Van daaruit kunnen zij dan goed oog hebben voor wat de mensen werkelijk
nodig hebben die bij hen aankloppen voor hulp.
Dit is overigens ook noodzakelijk, om niet in verkeerde (onbewuste)
vormen van tegen-overdacht te vervallen.
Steele, van der Hart en Nijenhuis7 geven duidelijk aan hoe dit kan werken.
Ze illustreren bijvoorbeeld dat mensen met een angstig-ambivalente stijl of
een vermijdende stijl geneigd zijn, anders te reageren op afhankelijkheid in
een confident, dan iemand die zeker gehecht is.
Degene met de vermijdende stijl zal afhankelijkheid onbewust als bedreigend
of 'niet gezond' ervaren en overmatig afremmen, hetgeen een onafhankelijke
en mogelijk vermijdende stijl in de confident kan stimuleren.
Degene met een angstig-ambivalente stijl zal de afhankelijkheid herkennen
en kan overmatig gaan zorgen (mede-afhankelijk gedrag), wat de afhankelijkheid
(en mogelijk ook angstig-ambivalentie) in de confident kan stimuleren.
Als beiden weet hebben van deze tendens, kunnen ze hem in zichzelf
herkennen en bewust bijsturen.
Ik vergelijk het wel met een schip dat last heeft van de wind of iets anders
en daardoor de neiging heeft, af te wijken van een rechte koers - dit
kán bewust met het roer gecorrigeerd worden.
Het resultaat is een rechte koers, of in het voorbeeld van de afhankelijke
confident: een evenwichtig hiermee omgaan, waarbij er plaats is voor
afhankelijkheid (zeker in een bepaalde periode) én stimulans is
richting een gezonde mate van zelfstandigheid en zelfvertrouwen.
1 | Zie o.m. Giovanni Liotti, 'Attachment
and metacognition in borderline patients', Associazione di Psicoterapia
Cognitiva (APC), Rome, Italië, ongedateerd; en zijn powerpoint
presentatie: 'Disorganized attachment, trauma-related disorders and the therapeutic
relationship').
Dit heeft de volgende relatie met overlevingsgedrag. We zijn door God bedoeld om in shalom te leven. Porges (niet gelovig, maar sprekend vanuit evolutionistische achtergrond) heeft het dan over security, een gevoel van veilig-zijn. Als we dit voldoende ervaren hebben en geen al te rare dingen, dan raken we zeker of veilig gehecht. In een akelige (angstwekkende, pijnlijke, ...) situatie zoeken we eerst nabijheid van een hechtingspersoon. Hierin speelt dat derde aspect van die zwervende zenuw een grote rol. Deze vangt de sociale signalen op en als het veilig wordt stimuleert hij het parasympatische zenuwstelsel zodat er weer rust komt. Wordt het probleem zo opgelost, dan blijft de zekere hechting dus in stand. Wordt het probleem zo niet opgelost, dan gaan we terug naar een primitievere vorm van overleving: vechten. Dan wordt door de signalen van de zwervende zenuw de sympathische tak van het autonome zenuwstelsel geactiveerd. Die zet ons aan tot actie. Je zou dit kunnen vergelijken met het actief zoeken van de angstig-ambivalente stijl. Lukt het niet met vechten, dan is er de weg van het vluchten; het terugtrekken. Ook hierin zit nog een sympatisch aspect. Dit komt enigszins overeen met, of kan leiden tot de vermijdende stijl. Werkt dit allemaal niet, zegt de polyvagal theorie, dan gaan we terug naar een nog primitievere vorm van overleving: je dood houden of ‘bevriezen’. Dit komt vaak overeen, of zien we terug in de ontwikkeling van de chaotische hechtingsstijl (of het in feite ontbreken van een opgebouwde hechtingsstijl, doordat de persoon in feite ‘er vaak niet was’). Het is in deze context duidelijk dat deze vierde hechtingsstijl vaak gezien wordt in combinatie met dissociatieve stoornissen.
Voor de polyvagal theory zie o.m.:
| |
2 | Ontleend aan het uitgebreide en baanbrekende
artikel van Cindy Hazan & Phillip R. Shaver:
'Romantic Love
Conceptualized as an Attachment Process', Journal of Personality and
Social Psychology, 52 (3), 1987, p.511-524 (![]() Samenvatting van de auteurs (mijn - enigszins vrije - vertaling): "Dit artikel verkent de mogelijkheid dat romantische liefde een hechtingsproces is - een biosociaal proces waarbinnen liefdesbanden gevormd worden tussen volwassen geliefden, net zo als de liefdesbanden die vroeg in het leven gevormd worden tussen kinderen en hun ouders. Sleutelcomponenten uit de hechtingstheorie, ontwikkeld door Bowlby, Ainsworth, en anderen om de ontwikkeling van liefdesbanden (verbondenheid) in de vroege kindertijd te verklaren, zijn vertaald in termen die van toepassing zijn op volwassen romantische liefde. Deze vertaling richtte zich vooral op de drie hoofdstijlen van hechting in de kindertijd - zeker, angstig-ambivalent en vermijdend - en op de notie dat continuïteit van relatie-stijl (verbondenheidsstijl) voor een deel gebaseerd is op mentale modellen (Bowlby's "innerlijke werkmodellen") van het zelf en van het sociale leven. Deze modellen, en dus iemands verbondenheidsstijl, worden gezien als ten dele bepaald door relaties met de ouders in de kindertijd. Twee studies met behulp van door grote aantallen mensen ingevulde vragenlijsten leverden de indicatie dat (a) relatieve frequenties van de drie hechtingsstijlen zijn ruwweg hetzelfde in volwassenheid als in de kindertijd, (b) de drie soorten volwassenen verschillen voorspelbaar in de manier waarop ze romantische liefde ervaren, en (c) verbondenheidsstijl is op theoretisch betekenisvolle manieren gerelateerd aan mentale modellen die mensen hebben van zichzelf en sociale relaties en aan relationele ervaringen met ouders. Implicaties voor theorieën over romantische liefde worden bediscussieerd, evenals problemen met meetbaarheid en andere zaken gerelateerd aan toekomstige tests van het hechtings- (c.q. verbondenheids-)paradigma." In een korte web-publicatie, geeft Pizzurro enkele aspecten van de drie Bowlbiaanse hechtingsstijlen en hoe deze volwassen relaties beïnvloeden, zoals behandeld in het bovenstaande artikel van Hazan & Shaver. Richard J. Atkins geeft ook een 1-pagina samenvatting van de meest belangrijke bevindingen van het artikel van Hazan en Shaver. Een paar andere werken die in
dit verband de moeite waard zijn, zijn:
| |
3 |
Zie onder meer het baanbrekende boek van
Sue Johnson, Houd me vast – Zeven gesprekken voor een hechte(re)
en veilige relatie, Kosmos, Utrecht (NL) / Antwerpen (B), 2009; ISBN 978 90 215 3598 2;
ISBN-10 90 215 3598 X (vertaling, door Dic van
Alkemade m.m.v. Jolanthe de Tempe en Karin Wagenaar, van: Hold Me Tight
– Seven Conversations for a Lifetime of Love, Little, Brown
& Company (Hachette), USA, 2008).
Deze problematiek komt dan nog bovenop de
uitdagingen die voort kunnen komen uit de natuurlijke verschillen tussen
man en vrouw, zoals bijvoorbeeld behandeld in:
Anne Moir en David Jessel, Het grote verschil tussen man en vrouw - waarom de hersenstructuur mannen en vrouwen zo verschillend maakt, Zomer & Keuning, Ede/Antwerpen, 1990; ISBN 90 210 0079 2 (vertaling, door Gerard Grasman, van: Brain sex, Michael Joseph, Londen, 1989). | |
4 | Deze visie van Adler wordt goed verwoord in het Engelstalige artikel: Classical Adlerian Theory and Practice (Klassieke Adleriaanse theorie en praktijk), en het Stages of classical Adlerian Psychotherapy diagram (Diagram van stadia in klassieke Adleriaanse psychotherapie) in Providing the Missing Developmental Experience in Classical Adlerian Psychotherapy (Voorzien in de missende ontwikkelings-ervaring in klassieke Adleriaanse psychotherapie), beide door Henry T. Stein en Martha E. Edwards, op de site van het Alfred Adler Institute van San Francisco. | |
5 | Anouk Depuydt, Johan Declerck, Gie Deboutte, 'Re-ligare'
een antwoord op 'de-link-wentie'? - Verbondenheid bij de aanpak en de
preventie van jeugddelinquentie, artikel in Antenne (uitg. Unie
Vrijzinnige Verenigingen vzw), juni 2002, nr. 2, p.42-47 (![]() Zie ook het boek van dezelfde auteurs: A. Depuydt, J. Declerck & G. Deboutte (red.), 'Verbondenheid' als antwoord op 'de-link-wentie'? Preventie op een nieuw spoor, Acco, Leuven, 2000; met daarin o.m.: A. Depuydt, ''Re-ligare': opnieuw verbinden? De herwaardering van een vergeten dimensie in de samenleving en op school', p. 90-101; A. Depuydt, 'Verbondenheid als fundamentele preventie', p. 111-114; A. Depuydt, 'Verbondenheid in het basisonderwijs', p.158-162. En voorts: Peter Fonagy, 'Attachment in infancy and the problem of conduct disorders in adolescence: the role of reflective function', Plenary address to the International Association of Adolescent Psychiatry, San Francisco, Jan. 2000. Peter Fonagy, Male Perpetrators of Violence Against Women: An Attachment Theory Perspective; Peter Fonagy, Attachment, Reflective Function, Conduct Disorders and Violence; Peter Fonagy, Attachment in Infancy and the Problem of Conduct Disorders in Adolescence: the Role of Reflective Function. Mohammadreza Hojat, Development of Prosocial Behavior and Empathy In the Hand that Rocks the Cradle, World Congress of Families III, Mexico, March 2004. | |
6 | Zie o.m.: Werner Tschan, 'The psychotherapist as a secure base - professional sexual misconduct from the attachment theory's perspective', International Conference on Trauma, Attachment and Dissociation: Transforming Trauma: critical, controversial and core issues, Melbourne, Australia, September 12-14, 2003; en de referenties daarin. | |
7 | Zie o.m.: Kathy Steele, Onno van der Hart, Ellert R.S. Nijenhuis, Dependency in the Treatment of Complex Posttraumatic Stress Disorder and Dissociative Disorders, Jl of Trauma and Dissociation, 2 (4), p.79-116. |
Een mogelijke aanpak van hechtingsproblematiek bij volwassenen wordt
gegeven in:
Annelies van Overbeke, Pesso-therapie, ontbrekende schakel in een toekomstgerichte aanpak van
hechtingsproblematieken? Over de rol van lichaamsgerichte psychotherapie
in hechtingsproblematieken bij volwassenen, Kern Vzw, centrum
voor psychotherapie en relatievorming, België.
Hieronder nog een citaat van de bekende psychiater Prof.Dr. Gerrit Glas (uit 'Op zoek naar het verbindende') over verbondenheid en onverbondenheid:
"Met onverbondenheid bedoel ik het verlies van contact met wat uiteindelijk en ten diepste motiveert; met wat een mens het gevoel geeft dat hij leeft en dat z'n bestaan zin heeft. Die onverbondenheid is een gelaagd en complex fenomeen. Verbondenheid is niet alleen een gevoel, het heeft ook te maken met hechting en met het delen van fundamentele overtuigingen, ze drukt zich uit in de manier waarop we omgaan met onszelf en anderen. Voor een christen krijgt die verbondenheid een pregnante betekenis en fundering in de band met Jezus Christus. Verbondenheid maakt vitaal. Buiten Christus verdort het leven op den duur en wordt de wereld grijs. ...
Onverbondenheid en de macht van het kwaad
Onverbondenheid betekent niet alleen verlies van contact. Ze duidt niet alleen op het in het ongerede raken van de verbindingslijn. Dat is een te onschuldige beeldspraak. In het onverbonden-zijn van onze tijd manifesteert zich naar mijn indruk een macht met destructieve en splijtende trekken. We kunnen hier spreken van de macht van het kwaad. Dat is een forse stelling, realiseer ik me. ..."
Voor meer informatie, of uw reactie op het bovenstaande, kunt u contact met me opnemen via e-mail: andre.roosma@12accede.nl.
home | ![]() | of terug naar de artikelen index |